Dit schiet natuurlijk voor geen meter op. Ja ja, veertig dagen werken & zweten. Oké, als ik thuis ben, kan ik uren schrijven zonder de afleiding te zoeken van internet en televisie. Maandagavond waren dat zo’n tweeduizend woorden. Maar ik ben nooit thuis. Ik heb een baan. Ik heb twee kinderen. Ik heb iets dat je een sociaal leven kunt noemen, daarmee bedoel ik mensen die opbellen: ‘Kom je wat drinken? Eet je ook mee?’ Ik train twee avonden in de week en als ik thuiskom van rugbytraining, schrijf ik niet meer, niet omdat de training zo zwaar is, maar: al dat bier.
Mijn moeder waarschuwde me al in de vierde klas: ‘Jij wilt overal aan meedoen. Jij zegt nooit nee.’ En moeders hebben altijd gelijk, maar: nou en. En bovendien: ik ben nu zelf moeder. Ik red het wel & alles komt goed.
Smoesjes, het zijn allemaal smoesjes. Ik heb zojuist gelezen wat andere schrijvers adviseren. Fascinerend. Je moet alles lezen. En dan alles weer vergeten. Maar Margaret Atwood heeft zoals altijd weer gelijk:
Writing is work. It’s also gambling. You don’t get a pension plan. Other people can help you a bit, but essentially you’re on your own. Nobody is making you do this: you chose it, so don’t whine.
(Shit, is het echt al dag 20?)