Ik kijk graag naar het tv-programma Boeken, ook al lijken de gesprekken soms sketches van Jiskefet, Koefnoen of Lucky TV. Zeg nu zelf, het decor, het jaren ’80-logo, en dan Wim Brands die vragen soms opwerpt alsof hij konijnen uit een hoed tovert, die de boeken kort optilt om ze goed in beeld te brengen terwijl de camera net weer even de schrijver in beeld brengt. Maar dat is de vorm; we mogen blij zijn met zo’n programma waarin schrijvers de tijd krijgen om met een goed voorbereide en ervaren lezer en interviewer te praten over hun boek.
Vandaag praatte Wim Brands eerst met Armando (held! 84 jaar en hij schildert nog elke dag!), daarna met Oek de Jong. In dat tweede gesprek, over De Jongs boek/essay Wat alleen de roman kan zeggen, gooide Brands de volgende vraag op tafel: ‘Waar is de elite?!’ Dit was een mooi zijstapje in een gesprek dat (zoals het boek) vooral ging over de kracht van romans.
Oek de Jong pakte dit balletje op zoals een schrijver dat hoort te doen. Hij wil niet pessimistisch zijn, maar er is geen literaire of intellectuele elite meer. De roman kan het niet winnen van beeldcultuur en de jongeren van tegenwoordig lezen veel minder echte literatuur. Als voorbeeld gaf hij een vwo-leerling die bij hem op gesprek kwam, maar geen van zijn boeken gelezen had. Dat is geen voorbeeld van ontlezing, dat is een voorbeeld van moderne brutaliteit en luiheid; je kunt het zien als een gevolg van ontwikkelingen in het onderwijs, de verbreding van de Tweede Fase met het nieuwe adagium ‘als je het kunt opzoeken, heb je ook iets geleerd’, of ja, de digitalisering die ons misschien wel lui heeft gemaakt, maar niet per se minder intelligent.
Nu ben ik dit argument al eerder tegengekomen. Vorig jaar schreef ik in reactie op een column van Aleid Truijens dat zij ten onrechte haar eigen kinderen of de bezoekers van scholieren.com als graadmeter van de Nederlandse leescultuur beschouwde. Toen ik met haar in Met het oog op morgen discussieerde, vertelde ze dat hbo-studenten die ze had ontmoet, niets van Hermans hadden gelezen, of zijn naam niet kenden. Dit zijn losse gegevens die niet representatief zijn voor een hele generatie – en die je niet mag vergelijken met vroegere generaties, waar je ook al geen data van hebt.
Havoleerlingen van nu lezen inderdaad niet allemaal de boeken van Hermans, maar dat was vroeger ook niet zo – misschien werd Hermans wel door meer mensen gelezen, maar laten we eerlijk zijn, het is makkelijker om schrijvers uit je eigen tijd te lezen. Wie nu als havoleerling De donkere kamer van Damocles leest, mag vergeleken worden met iemand die in de jaren tachtig Het land van herkomst van E. du Perron voor de lijst oppakte. Nou, wie biedt? In de jaren tachtig en negentig lazen trouwens maar weinigen alle boeken voor de lijst, daar had je immers uittrekselboeken voor.
Oek de Jong vertelde bijvoorbeeld wat zijn eerste grote literaire ervaring was: hij las Nader tot U op een zeilvakantie. Ja, dat doen die pubers van nu niet meer hè! Zitten maar met hun smartphone te chatten op dat dek. Nu is mijn vader net zo oud als Oek de Jong, en ik kan u vertellen dat hij nooit van zijn leven op zeilvakantie is geweest met een boek van Gerard Reve.
Je hebt altijd een paar liefhebbers, die alles lezen, die er hun werk van maken. Zo’n elite hebben we nu natuurlijk ook. Er is misschien meer pulp verkrijgbaar naast literaire werken; maar dat betekent niet dat de literatuur zelf een mindere status heeft gekregen. En dit heb ik ook al eerder gezegd: wie zegt dat het niveau zo gezakt is, zegt vooral dat z’n eigen niveau zo hoog is (en dat heeft iets bedenkelijks).
Dus: waar is de literaire elite? Nou, hier. Op blogs en op Twitter. In de uitgeverijen, op literaire avonden, op de literatuurredacties die kranten en tijdschriften nog altijd hebben. Op tv op zondag bij Wim Brands. Niks aan de hand.
geintje: http://marcoraaphorst.nl/16596/uhhuh/
LikeLike
Geweldig!!!
LikeLike