Ze aarzelde bij de chocoladekransjes. Ze werd al misselijk als ze eraan dacht. Maar ze aarzelde ook bij de piek en keuzestress was het ding van deze tijd, dus waar zou je je druk om maken? Ze duwde de piek erop en merkte dat het visioen dat ze elk jaar moedwillig opriep, het droombeeld waarin ze het vrolijke stuk kerstversiering achterin de keel van een zekere ex-geliefde duwde, toch steeds minder scherp werd. Op een dag zou ze deze kersttraditie achter zich laten, maar vandaag nog niet. Ze hing engeltjes op, en zuurstokken. Ze stak de lichtjes aan en keek ernaar. Het was goed. Ze pakte een fles wijn en ging op de bank zitten. Zo deed ze het nu al acht jaar.
Jacqueline had theorieën over de liefde. Liefde kon je vangen in het model van een kerstboom. In de top is het smal: daar vind je de echte liefde, uniek, groots en meeslepend en voor altijd of voor minstens zeven jaar. Om bij de piek te komen, moest je eerst de hele boom doorwerken, waar veel meer te versieren viel. Onder het puntje is de tweede laag waarin zielsverwanten elkaar vinden, niet het afgesleten begrip soul mates, maar zoals Plato het bedoelde, de wederhelften die samen één zijn. Daaronder komt de brede laag mannen met wie je de lust deelt die je met liefde verwart, pure lust, goede seks. En dan, de vierde laag van bovenaf gezien, waar zij nu een rode slinger had gehangen omdat dat toevallig zo uitkwam, is liefde op basis van gelegenheid. De onderste laag van de boom tot slot, de laag die je beter kunt overslaan omdat alles wat op de onderste slappe takken hangt direct naar beneden zal afglijden, is liefde op basis van genegenheid. Boris.
Hij was een collega in haar eerste baantje. Alle zestienjarige meisjes plakten aan de vrijbuiters die in de Beach Bar hun biergeld verdienden, en zij stond er zelf ook achter de bar, dus het ging snel. Al heel snel werd er gerommeld onder de bar, in de keuken of in het schoonmaakhok. Boris had halflang haar, was eigenlijk vrij verlegen voor een strandtentjongen met zo’n surflook, maar dat vond ze juist wel leuk. Hij was een echte bèta, studeerde aan de TU, had vrienden die meer virtuele meisjes kenden dan echte, maar zo was hij zelf niet. Slim en creatief, superslim zelfs, en ook nog sociaal.
‘Ben je nu nog met hem?’ vroeg haar vriendin Jeanny een half jaar later.
‘Ja, super toch? We hebben het zo goed.’ Jacqueline sprak in de clichés van het volwassen worden.
‘Knap hoor. Ik hou het nooit langer uit dan zes weken. Wat is je geheim? Behalve seks.’ Ze lachten.
‘Ah joh, een geheim, zoiets bestaat toch niet. Het werkt of het werkt niet. Hij is goed voor me. Hij is volwassen. Ik hoef nooit te bedenken wat we gaan doen. Hij heeft altijd ideeën.’
Boris had inderdaad hele duidelijke ideeën. Hij was vóór vegetariërs en tegen shagrokende vrouwen, vóór seks in de duinen en tegen de euro, vóór referendums en tegen rozijnen in welke maaltijd dan ook. Hij was geen fan van familie, maar zette z’n beste beentje voor zolang Jacqueline een minderjarig meisje was dat nog bij haar ouders woonde.
Twee jaar later woonden ze samen in een miezerige tweekamerwoning en het was Kerst. Jacqueline had een boom gehaald bij de bouwmarkt, een kleintje, die ze met moeite stevig neergezet kreeg in de hoek van de woonkamer. Lampjes, slingers, ballen, de hele meuk had ze ook meegenomen bij de Praxis. Boris had geen kerstspullen in huis, want hij hield er niet van.
‘We delen alles met elkaar, we doen ook alles samen,’ had Jacqueline ook wel eens tegen Jeanny gezegd.
‘Word je daar nooit gek van dan?’
‘Hmmm. Nee. Ik vind ‘m ook best leuk als-ie chagrijnig is. Schattig. En een beetje temperament is goed toch?’
‘Dat klinkt als een SIRE-spotje tegen huiselijk geweld,’ zei Jeanny. Ze konden erom lachen, dus alles was goed, alles was goed, alles was goed. Alles is goed, ze liet zich door Boris vertellen hoe alles ging in het leven, hij was immers wat ouder, hij wist wel hoe alles werkte. Alles was goed en Kerst was niet belangrijk, maar Jacq hield wel van die winterse gezelligheid, dus ze stak waxientjes aan, trok een jurk uit de kast en legde alvast twee cadeautjes onder de boom die ze gevonden had. Het waren kleine cadeautjes, een boek dat Boris al langer wilde en een set ovenwanten, omdat ze die nog niet hadden.
Hij kwam thuis in een kuthumeur, was dat eigenlijk niet al vaker zo de laatste tijd? En zij, al in vakantiestemming, in kerststemming, hoorde de tirade aan. Kerst was voor de dommen, zei hij, zoals hij ook wel riep dat vlees eten moord was en een jurk over een broek dragen een modieus-adaptieve doodzonde was, maar jeetje, wat is nou echt belangrijk? Een beetje lol, genieten van het leven en rustig blijven ademen. Nee, dit was belangrijk, dit was een belangrijk punt dat hij moest maken, Kerst is voor de dommen, de dommen die in God geloofden, of de domme conformisten. Mensen die überhaupt ergens in geloofden, of overal in geloofden, behalve in hun gezond verstand. Hij had zijn jas nog niet eens uitgetrokken.
Ze staarde naar de piek en wachtte tot zijn bui over was. Hij had in eerdere buien wel eens een stapel boeken omgegooid, zijn studieboeken, geen probleem. Hij was nu zo’n beetje aan het eind van zijn studie en de lol was er wel vanaf. Hij liet ook wel eens delen van de afwas richting de muur vallen. Jacq wist dat er niet veel kwaads in schuilde. Er was altijd iets positiefs te vinden in wat hij zei of dacht. Ze zocht er nu ook naar.
‘En liefde dan? Is dat een kwestie van gezond verstand? Daar geloof je toch wel in?’
En ze wist niet wat het was, ze wist niet wat ze verkeerd had gezegd, maar Boris liep naar de kerstboom en gooide hem om. Ik veeg het wel op, dacht zij nog, maar hij wees naar haar en zei: ‘Ik ga even een biertje drinken, en als ik terugkom, is die klotekerstboom weg – of jij bent weg.’
In een uurtje kun je een boom optuigen, in een uurtje kun je een omgevallen boom opruimen. Maar in een uurtje kun je ook al je spullen pakken en iemand verlaten. En voor het eerst in deze 2,5 jaar had Jacqueline zelf een heel duidelijk idee. Ze liet de boom liggen en vertrok.
In die acht jaar na hem waren er mannen geweest, serieuze mannen ook, die minder koudwatervrees hadden dan Jacqueline, die haar trachtten over te halen tot een kerstdiner, tot schoonfamilies die heus zo erg niet waren, tot een klein intiem diner à deux dan, ach toe, Jacq, waar doe je nou moeilijk over, er was er één die zei: ik blijf twee dagen met je in bed liggen, al blijven we in bed tot Oud en Nieuw, als ik maar bij je ben, er was er één die als verrassing een weekendje Londen had geboekt, maar Kerst bracht ze alleen door. Haar smoesjes waren slecht en elk jaar anders, maar haar Kerst was elk jaar hetzelfde en min of meer goed – voor haar.
Op Eerste Kerstdag zette ze de boom neer, met lichtjes, slingers en ballen, ieder jaar opnieuw. Vaak kocht ze nieuwe kerstdecoraties. Ze zette een piek op de top. Ze legde er cadeautjes onder, ieder jaar opnieuw. Dan dronk ze een fles wijn leeg. Ze pakte de cadeautjes uit en keek weinig verbaasd naar wat ze voor zichzelf gekocht had. Daarna riep ze, of dacht ze: ‘Kerst is voor de dommen,’ en dat was het moment waarop ze ieder jaar weer die verdomde klotekerstboom omvergooide. De boom, de ballen, de glitters en de piek, alles lag dan stuk op de grond zoals zij dat ooit geweest was. En op Tweede Kerstdag at ze haar kater weg en ruimde ze op, bevrijd van alles, van Boris, van alles, van Boris, van mannen met duidelijke ideeën en van liefde op basis van genegenheid.
Dit jaar ging de wijn niet open. Jacqueline had empathie voor de foetus in haar baarmoeder. Nog niet heel veel, maar genoeg om van de drank af te blijven. En het leek zo zinloos om nuchter een kerstboom om te gooien. Zo dom.
Ze liep naar de boom en spiegelde zich in een van de ballen. Na Kerst zou ze haar buik niet meer voor anderen kunnen verbergen. Ze pakte een kransje en at hem op. Haar moeder zou zeggen: ‘Van wie dan?’ Haar vriendinnen wisten wel van wie en zouden zeggen: ‘Oh God, Jacq.’
Jacqueline legde zich neer onder de boom. Ze krulde haar lijf rond de stam. Eén been strekte ze uit om prikken van dennennaalden te ontwijken. Ze keek nog even naar de lichtjes, de sterren boven haar hoofd en deed haar ogen dicht. Dit was de laatste keer.