Ik werkte jarenlang als tekstschrijver en een van mijn opdrachtgevers was een makelaar. Voor de maandelijkse folder met het aanbod in bedrijfspanden schreef ik een voorwoord, dat vervolgens werd ondertekend door de makelaar zelf, een jongeman die drie variaties had in krijtstreeppakken met roze stropdas. Toen ik hem voor het eerst een tekst had gestuurd, belde hij me op.
‘Het is een goed stuk’, zei hij. ‘Maar je kunt merken dat het door een vrouw is geschreven.’
‘Het is ook door een vrouw geschreven. Maar als we jouw hoofd erboven plakken, merkt niemand dat.’ Als überhaupt iemand het leest, dacht ik. Hij vroeg of ik de tekst nog wat kon aanpassen. Natuurlijk kan ik dat. Schrijven als een vent, als een echte makelaar, daar draai ik mijn verfijnde gemanicuurde handjes niet voor om.
Onlangs las ik ergens een kort verhaal voor en een vrouw (minstens tien jaar ouder dan ik, jurkje, laarzen, literair avondje uit met vriendin) zei: ‘Leuk. Herkenbaar.’ Maar dat wilde ik helemaal niet horen. Waarom niet? Moet niet ook de meest wereldschokkende en vervreemdende literatuur eerst een herkenbaar element hebben? Of wil ik hier nu werkelijk beweren dat het me raakt dat een man zich niet in mijn teksten herkent en een vrouw wel?
Ik las Erica Jong, Fear of flying. Het is een tweedehands pocket, de bladzijden binnenin zijn nog donkerder dan de gele kaft. Je kunt heel veel van dit boek vinden (volgens de cover vindt Updike het ‘the most uninhibited, delicious, erotic novel woman ever wrote’), bijvoorbeeld dat het helemaal niet zo erotisch is, dat het wel grappig is, maar ook erg gedateerd, dat Portnoys’s Complaint toch leuker is, maar herkenbaar vond ik het zelden – behalve in de worstelingen van de schrijver om echt te schrijven wat ze wilde schrijven:
I didn’t want to risk being called all the things women writers (even good women writers) are called: ‘clever, witty, bright, touching, but lacks scope’. I wanted to write about the whole world. I wanted to write War and Peace – or nothing. No ‘lady writer’ subjects for me. I was going to have battles and bullfights and jungle safaris. Only I didn’t know a damn thing about battles and bullfights and jungle safaris (and neither do most men). I languished in utter frustration, thinking that the subjects I knew about were ‘trivial’ and ‘feminine’ – while the subjects I knew nothing of were ‘profound’ and ‘masculine’. No matter what I did, I felt I was bound to fail.
Michelle van Dijk, 5 januari 2011