We hebben een refobak gekocht. Ruim een maand zochten we naar een geschikte auto. De occasiondealers noemden mij in e-mails consequent ‘meneer Verheij’ en spraken me in de showroom aan met ‘mevrouwtje’. ‘Echt een koopje’ en ‘niet schrikken van die kilometerstand’, zeiden ze. Ik schrok nergens van.
De refobak biedt ruimte aan twee gelukkige getrouwde ouders en hun vijfkoppig kroost. De auto is zo’n vier meter lang, dat is groter dan mijn keuken. En dat terwijl ik geen vijf kinderen heb en ook niet in mijn auto wil koken. Het is een opmerkelijk verschijnsel: de gezinnen worden steeds kleiner en de auto’s steeds groter.
Vroeger maakte het niet uit hoeveel kinderen een gezin had, ze pasten altijd met z’n allen op de achterbank. Bij mij thuis waren dat er vijf (en niet eens gereformeerd). We hadden een groene eend en het was elke keer weer een wonder dat de auto de dienst niet weigerde met die schreeuwende koters op de achterbank. De drie meisjes hielden de twee kleinere jongens op schoot. Geen gordels, geen airbags. Lang voordat ik ook maar wist wat een airbag was, gebruikte ik mijn broertje als zodanig. Met mijn neus in zijn kortgeknipte kruin was ik veilig.
Michelle van Dijk, 17 februari 2011