Ik ben een mooiweerloper. Zodra het rond de vijftien graden is, maak ik lange lunchwandelingen door het Oude Noorden. Dit weekend trok ik mijn hardloopschoenen uit een krat vol schoenen in de berging. Ze hadden er een half jaar uitgerust van mijn inspanningen. M’n dochter dook ook tussen de oude schoenen.
‘Mag ik die aan?’ zei ze en ze viste een paar roze nep-Crocs uit het krat.
‘Die pas je niet meer’, zei ik, maar ze had ze al aan.
‘Jawel hoor, kijk maar.’
Deze week zei ze ook al zomaar: ‘Ik krijg altijd mijn zin’, en ze is vier jaar en ik moest denken aan het sprookje van het glazen muiltje en een prins die haar op een dag zou ophalen en zij zou meegaan, want de schoen past haar en ook al is het niet zo, dan toch, want ze krijgt altijd haar zin. Ik vraag me vaak af of ze op mij lijkt, misschien heeft ze straks ook schoenmaat 41, ze heeft in ieder geval mijn wenkbrauwen die ze vast vanaf een zekere leeftijd, als de prinsen komen, hartstochtelijk zal epileren, net als ik, maar verder weet je het niet. Mijn moeder vertelde me wel eens dat ik als kleuter ook mijn zin wist te krijgen. We waren op vakantie en ik wilde een mandarijntje of een pot pindakaas of wat dan ook van ene oom Gert (geen familie, iedereen was in die tijd een oom of tante). ‘Dan moet je even lief kijken’, zei mijn moeder en tot haar verbazing wist ik hoe dat moest, begon ik te glimlachen en met mijn ogen te knipperen en natuurlijk kreeg ik een mandarijntje. Maar ik weet niet of het ook zo zal gaan met mijn kleine godsgeschenk, en dat is maar goed ook, moet ik haar dan vertellen dat het heus niet zoveel voorstelt en dat de lol er op een dag vanaf is, altijd je zin krijgen en als je dan alles hebt wat je wilde, ja wat dan hè, dan ben je verveeld, of dan wilde je toch wat anders en dan moet er weer meer zijn en voor je het weet ben je een bodemloze put van verlangen en daar helpen geen glimlachjes en pretoogjes meer tegen, maar dat ga ik natuurlijk allemaal niet zeggen, ook niet als ze 15 of 30 of 45 is, ook niet als het echt zo zou gaan want laten we eerlijk zijn, de ellende wordt niet minder erg als je moeder zegt: ‘Ik zei het toch.’
Dit weekend onderbrak ik mijn schrijfwerk in het huisje op de Veluwe zodra ik de zon zag schijnen. Ik trok m’n hardloopschoenen aan en rende langs campingmensen die de hele dag aan de tuintafel met een thermoskan zaten, ik rende het bos in en volgde het pad naar de Loenense watervallen, drie kilometer ver. Het zijn de grootste watervallen van Nederland, het lijkt me belangrijk om dat te melden en iedereen die er komt, zegt het ook, want dan weet je dat het alleen maar teleurstellend kan zijn: er zijn geen grote watervallen in Nederland. Ik liep tot aan de watervallen en weer terug, zes kilometer, dat was genoeg, het gaat niet om de kilometers, het gaat niet om de schoenen, het gaat om het lopen, in de zon vooral, het lopen tot je hoofd leeg is en alles weer opnieuw begint.
Michelle van Dijk, 28 april 2011