Een paar dagen Berlijn, de hoogtepunten:
In de jeugdherberg bleek ik een slaapkamer te delen met zeven Griekse jongemannen.
Iemand zei: ‘Je moet naar Tempelhof gaan. Dat is geweldig.’ Ik stapte uit bij metrostation Tempelhof en zocht naar de ingang. Een oude vrouw sprak me aan, ze wilde me op weg helpen. Ze pakte m’n arm vast en gaf een zeer precieze beschrijving, ze herhaalde alles drie keer totdat zij zeker wist dat ik het begrepen had. Dus daar bracht ik m’n laatste middag door, in de zon, in het gras. Een groep frisbeeërs oefende voor het wereldkampioenschap frisbeeën. Kinderen leerden hier fietsen. Er waren heel veel vliegers en soms hing er een skater aan. Ik kwam geen Hollanders tegen en die waren in de rest van Berlijn juist erg aanwezig geweest, ze waren overal, niet alleen van die oversized tienerjongens met Bieber-kapsels (Duitsers en Italianen doen het weer new wave, opgeschoren en een opgeföhnd eiland bovenop), maar ook echtparen op middelbare leeftijd die denken dat niemand ze verstaat als ze met elkaar ruziën en gezinnen die in de Tiergarten een picknickplek zoeken – hier waren ze niet.
Gesprek op de terugweg:
Ben je ook bij Tacheles geweest?
Hmm, ja. Maar er waren daar twee gebouwen en welke van de twee was het nou? Ik bedoel, zijn we wel op dezelfde plek geweest?
Een trappenhuis met heel veel graffiti.
Ja, en het stonk er heel erg naar pis.
Juist! Dat was ’t ja, dan waren we op dezelfde plek.
Michelle van Dijk, 7 augustus 2011