Wie zei je dat het comfortabel zou zijn, dit leven, de liefde, dacht je dan echt dat..
Nee, ik denk niets.
Ik denk aan slippers, ze zijn mooi of comfortabel, maar nooit allebei.
Ik liep deze week op straat, op slippers, in een jurk die keurig knieën en ellebogen bedekte, maar toch was er een man die vanaf zijn fiets naar me riep: ‘Tsss..zeg, ik zag al van ver, jij ziet er goed uit in string.’ Zoiets werkt altijd, want ik ging me natuurlijk afvragen of er echt iets te zien was.
Ik kan een boekje volschrijven met wat mannen zoal vanaf hun fiets of in het voorbijslenteren zeggen, fluisteren of roepen. Het zou een kunstzinnig werk worden met zowel hilarische als uiterst onbegrijpelijke quotes, want meestal versta ik niet eens wat ze zeggen. Maar deze wel: Ik stond een keer naast mijn fiets, bukte licht voorover om ‘m op slot te doen en een jongeman riep: ‘Mevrouw, ik zie uw alles!’ Er was niets te zien, maar toch, zo’n zin, dat is pure poëzie.
Ik denk aan zo’n grote leunstoel, je zakt erin weg met een boek of je staart naar buiten, zo’n behaaglijke stoel waarin je jezelf oprolt, het zit zo lekker, maar het is verdomd moeilijk om weer uit die stoel te komen.
Ik denk aan reizen in de tram, het is altijd zo lekker warm in de tram, maar dat komt omdat te veel mensen te dichtbij elkaar zitten. Ademende en zwetende mensen.
Wie zei je dat je je handen schoon kon houden, geen bloed geen modder geen zweet?
Ik kwam een keer een bouwvakker tegen, hij zei: ‘Zo, onderweg naar school?’ Ik zei: ‘Nee.’ ‘Naar je werk?’ ‘Nee.’ ‘Gewoon vrij?’ Ik knikte. En hij zei: ‘Je hebt werkpaarden en je hebt sierpaarden.’ En ik lachte vriendelijk en liep mooi door, want dat was blijkbaar alles wat ik in dit leven moest doen, in mijn rol als sierpaard. (En dan zou alles goed komen.)