Ik dacht dat er geen foto’s waren van mij en mijn eerste vriendje. In die tijd maakte je nog niet overal foto’s van – en in de meeste gevallen was dat maar goed ook. Niet alles moet in beeld gevangen worden voor de eeuwigheid, juist niet. Natuurlijk was het leuk geweest, voor het jeugdsentiment, voor de grimlach van later, voor het ‘oh ja dat was toen’, maar nu kan ik mijn geheugen, de geschiedenis nog fijn vervalsen omdat de foto’s mijn leugen toch niet tegenspreken.
Maar er is wel een foto.
Mijn moeder vond hem kort geleden. De jongen links op de foto heet Boy. Ik had verkering met hem in de tijd dat iedereen zong: Oh, Boy, I love you so, never ever ever gonna let you go, once I get my hands on you-oe-oe. Hij was mijn eerste vriendje. Misschien liepen we wel eens hand in hand, maar dat was het dan. Ik ging wel eens bij hem eten en hij bij mij. We liepen samen uit school terug, maar dat was toevallig ook dezelfde kant op.
Op de foto staan we wat onnatuurlijk recht tegenover elkaar, maar het was een playbackwedstrijd. We wonnen geen prijs.
Ik zag de foto en ik dacht dat ik niet meer wist hoe het eindigde. Maar ik wist het nog wel. Het was gewoon niet zo’n mooi verhaal en dat was ik graag vergeten. Maar ik weet nog wel hoe we naar school liepen op de eerste schooldag na de zomervakantie en hoe ik hem vertelde, vlak voordat we bij school aankwamen, nog één straat oversteken en dan waren we bij het schoolplein, dat ik in de vakantie verliefd was geworden op een andere jongen. Het was een vakantieliefde die ik nooit meer zou zien, die ook niet eens verliefd was op mij, maar dat deed er niet toe. Het was over.