Ik begon ooit eerder een roman. Ik was 18, 19. Teruglezen is lachen. In de proloog staat:
Een vrouw moet dingen verzwijgen. Iedere vrouw heeft een lijk in de kast. De mannen met wie ze dingen gedaan heeft die ze niet had moeten doen, waar niemand iets van mag weten. Alleen het lijk weet wie de moordenaar is. Ik heb een kast vol, ik heb zoveel lijken in de kast gestopt dat ik denk dat de kast op een dag open valt en alle lijken eruit vallen.
Misschien wil ik je daarom over Nap vertellen. Je kunt niet alles verborgen houden voor iedereen. Als ik iets geleerd heb in die vijf jaar na de sprong, die vijf jaar waarin mijn leven alleen maar minder ging lijken op die mooie zomer, dan is het dat je er kapot aan gaat als je alles voor je houdt. Wat minder druk tegen de gammel aangezette IKEA-kastdeur houdt de inhoud op z’n plaats.
IKEA sponsort al mijn werk. Dan weet u dat alvast. We onderhandelen nog over de beloning voor al mijn inspanningen.
Het is niets geworden met die eerste roman. En terecht. Het gaat alléén maar over seks:
Ik kleedde me voor zijn ogen uit, maar hij keek beleefd opzij. Ach, ik was nog te dronken om m’n spijkerbroek uit te doen, wanneer ik zijn penis in mijn mond zou nemen zou ik snurkend in slaap vallen, morgen weer een kans. Ik viel in slaap met mijn spijkerbroek aan en droomde dat Elvis de uitvinder van de spaarlamp was. Of zoiets, want dat kan ik me toch niet meer herinneren.
Echt, alleen maar:
Seks leek ineens iets weerzinwekkends door dat meisje in de hoek. Maar dan niet seks in het algemeen, maar vooral seks met studiegenoten. Op de een of andere manier is daar iets heel erg fout aan. Hoe kun je iemand aan je clitoris laten likken met wie je ook discussies voert over de plaats van het werkwoord in de bijzin in het Middelnederlands? Of nog erger, over Max Havelaar? (‘Max Havelaar, wat vond je daarvan?’ vroeg Adam een keer voor een tentamen. ‘Ik heb drie keer gemasturbeerd om er doorheen te komen.’)
Maar echt, tóp dialogen:
‘Slik jij?’
‘Ik ga naar huis.’
‘Ik zal je thuisbrengen.’
‘Ik weet waar ik woon.’
Deze zin onthoud ik voor m’n volgende boek:
‘Nee,’ zei hij twee keer die avond, ‘je bent geen slet, maar je bent zo lief en zo mooi en zo geweldig dat iedere man die je ziet van je houdt, kijk, ik ook, en als je bedenkt dat zoveel mannen van je houden, dan kun je uitrekenen dat je uiteindelijk met maar een heel klein percentage van die mannen naar bed gaat, ook al lijkt dat voor andere vrouwen dan absoluut gezien wel een groot aantal, toch?’
En deze mag op een tegeltje:
hallo het is een tiet geen homp brooddeeg
Nu denkt u dat ik alleen over seks schrijf. Goed zo. Denk dat maar. En omdat u van seks houdt of van boekjes over seks, zult u mijn boek kopen. Goed zo. Nog even geduld.