Ik ben zo’n moeder. Ik ga niet mee op schoolreis (ze vragen me niet eens). Ik ben geen luizenouder. Kleuterspeelgoed schoonmaken? Nope. Boterhammetjes smeren bij het Paasontbijt? Ook niet. Mij vind je niet met een kerstmuts op achter de koffie- en theekraam na de jaarlijkse kerstviering. Ik weet het. Het is slecht. Dat vindt onze Minister van Onderwijs. Ouders zouden meer betrokken moeten zijn bij hun kind en diens schoolprestaties. Het is de vraag of je dat beter doet door luizen uit de haren van andermans kind te vlooien of door hard te werken en daardoor een zelfstandig, ontwikkeld en gelukkig mens te zijn, maar daar zal ik natuurlijk geen uitspraken over doen, ik ben namelijk geen Minister van Onderwijs.
Wij krijgen altijd complimentjes als we bij de oudergesprekken komen: ‘Wat fijn dat jullie hier SAMEN zijn.’ Dat zeggen ze omdat ze weten dat we eigenlijk niet meer samen zijn. Of omdat wij de enigen zijn die samen naar die gesprekken gaan. Of omdat ze ons best wat vaker zouden willen zien, maar dat is dan wel een zeer verborgen boodschap.
Er zijn nog steeds mensen die vinden dat het veel is als een vrouw vier dagen werkt. ‘Daar heb je toch geen kinderen voor gekregen. Wanneer zie je ze dan?’ In weekenden en vakanties, zeg ik dan (en pst, ik heb ook geen kinderen gekregen om ze 50/50 te verdelen, maar dat is hoe het is). Er zijn nog veel meer mensen die het schokkend vinden dat ik, de moeder, met mijn kinderen ben in weekenden en vakanties terwijl hun vader doordeweeks voor ze zorgt. Ik ben immers de moeder. Snapt u? Ik ben de moeder, ik moet toch een natuurlijke oerdrift hebben om mijn kinderen vaker te zien dan hun vader ze kan zien. Alsof co-ouderschap een competitie is die alleen door de moeder gewonnen mag worden.
Weet je wat ik grappig vind? In het Engels noemt men een mieren- of kommaneuker een ‘nitpicker’. Da’s iemand die neten zoekt. U weet wel, neten, de luizeneitjes die de moeders elke maandag na de vakantie in de haren van je kinderen zoeken. Stelletje nitpickers.
Nee, zo bedoelde de minister het niet. Dat ouders dan minder moeten werken. Ze moeten alleen vaker voorlezen. Ze moeten weten wat er in de lesboeken van hun kinderen staat. Ergens is het niet zo slim dat de minister zo’n vage oproep doet. Ze zou, als minister van Onderwijs, toch moeten weten dat een kind betere kansen op de arbeidsmarkt heeft als de ouders het daar goed doen. Lager opgeleide ouders werken minder uren per week, zijn dus meer uren thuis met hun kinderen, toch hebben die kinderen minder kans om hogerop te komen. Hoe meer uren de moeder werkt, hoe meer uren de dochter later gaat werken. Een werkende moeder is een gelukkigere moeder. Al die onderzoekjes kent ze toch. Wat je krijgt met zo’n opmerking is protest van de werkende ouders en een gelukzalige zucht van de thuismoeders: zie je nou wel. Ja. Zie je nou wel. Alsof ouderschap een wedstrijd is in uren op de bank en kopjes thee met kaakjes en Monopoly-geld verdelen en Barbieharen vlechten en boekjes voorlezen en tel je uren want je kind wordt er beter van. Stelletje nitpickers.
Gelukkig kwam de minister wel gewoon voorlezen op school in aar vorige baan als burgemeester.
Nou ja, de door haar betaalde oppas dan.
LikeLike
Quote van Bijsterveldt uit de Lof maart/april 2011: ‘In de toekomst lijken mij kleinkinderen heel leuk. Daar ga ik alle dingen mee doen die ik niet met mijn kinderen kon doen. Naar musea bijvoorbeeld.’
LikeLike
Alles wat je over opvoeding kunt zeggen, klinkt stichtelijk. Zoals alles wat je kunt zeggen over werkende moeders anstrengend feministisch klinkt. Maar ja. Soms mogen we het dan toch best zeggen.
LikeLike
En ik ben zo’n vader.
En ik krijg hetzelfde compliment bij een oudergesprek. Leren ze dat op de pabo?
En ik ben op zoek naar een ‘ja dat vind ik ook’ formulering over je zinnen over ‘je kunt beter een gelukkig mens zijn dan haren vlooien als je je kind tot steun wilt zijn”. Maar alles wat ik bedenk klinkt veel te stichtelijk.
LikeLike