Hoi mam,
Ik ben weer thuis. Ik heb een zeepje voor je meegebracht.
Gisteren landde ik op Rotterdamse grond. Voor me in het vliegtuig zat een peuter, een meisje met blonde krullen en blauwe ogen. Ze had bijna twee uur lang aan één stuk door gehuild. Iedereen in het vliegtuig had zich om haar bekommerd. We gaven haar kleurpotloden, we gaven haar papier, we gaven haar koekjes en cakejes en een koptelefoon, maar niets hielp. Tot we op Zestienhoven landden, daar werd ze blij en vrolijk van. En ik ook. Thuiskomen is een van mijn favoriete onderdelen van reizen.
Ik werd opgehaald en ik kreeg een roos. Dus alles is weer goed en ik heb geen Fransoos aan de haak geslagen. Ik zeg het je maar. Sommige mensen hadden blijkbaar zoiets verwacht. Maar ik doe natuurlijk niet wat mensen van mij verwachten, ik weet het, dat weet jij, dat is misschien nog altijd wat puberaal, maar soit. Oh ja, ik bezocht in Marseille een museum met een couchsurfer, een dame van jouw leeftijd. We praatten over van alles, over leven & liefde, probeerden ons leven samen te vatten in de cliché’s van vallen en opstaan totdat zij vroeg of ik er ook met een professional over sprak. ‘Nee,’ zei ik, ‘ik schrijf.’
Maar dit was de laatste ansichtkaart. Foto’s volgen later. Het kabeltje van het fototoestel ligt nog op een onbekende plek en in ieder geval niet in dit huis… Maar ik bel je als de kindjes terug zijn van Lanzarôte. Tot die tijd werk ik aan mijn boek. Is goedkoper dan psychotherapie.
Groetjes!!