Ik ben dan wel gescheiden maar verder een groot fan van burgerlijk geluk.
Een midweek lang geef ik me volledig over aan alles wat het animatieteam voor ons bedenkt. Daar is weinig origineels bij. Daar is heel veel herrie bij. Daar worden mijn kinderen blij van. Daar kan ik mooi een boekje bij lezen.
Vooraf zei mijn dochter: ‘Mama, ik wil zes boeken meenemen.’ Uitslover. Om met haar te concurreren, pakte ik er ook zes. Ik lees vooral tijdens de minidisco. Lezen in het zwembad is moeilijker. In de disco is geen verdrinkingsgevaar. Vandaag las ik tijdens ‘Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar de olifant…’ Nick Hornby’s About a Boy en flirtte ik via de boekcover met mijn buurman (Barack Obama, De herovering van de Amerikaanse droom). De andere ouders staarden glazig naar het podium waarop twee tienermeisjes hysterisch stonden te springen. Geen van de ouders deed mee en daar was ik blij om.
Vandaag hebben we ook het voorlopige hoogtepunt van de vakantie beleefd: met het treintje de camping rond. Het wordt een seriële climax, want dit staat elke dag op het programma. Er rijdt dus zo’n lomp pretparktreintje, waarschijnlijk een afgedankt exemplaar uit bijvoorbeeld Het Land van Ooit of andere vergane attracties, om stipt half zeven de hele camping twee keer rond als voorbereiding op de avondshow & minidisco. Iedereen zwaait naar het treintje en de man voorin het treintje zwaait naar iedereen. De camping blijkt enorm groot. We komen ook langs ons huisje. En langs een tuin die volledig is ingericht met kabouters (en zonder caravan). In het treintje klinkt keiharde teringherrie, Music 4 Kids nr. 878 ofzoiets. Had ik al gezegd dat het gratis is? Dus morgen weer.
Ik zwom de schoolslag met mijn dochter op mijn rug. Puur geluk.
We aten buiten pannenkoeken. Idem.
Op de camping zijn veel dikbuikige meneren en mijn zoon moest daar toch iets van zeggen in het zwembad.
‘Mama, kijk eens.’
‘Ja?’
‘Kijk eens recht voor je.’
‘Hm, ja?’
‘Die meneer is wel erg… dik.’
‘Ja, en?’
Oké, dit is een wel erg correcte opvoeding hoor, want deze man was echt ontzaglijk dik, maar wat moest ik daar in godsnaam van zeggen?
‘Ik bedoel het niet als een scheldwoord hoor! Echt niet. Maar het is toch wel zo?’ Hij zei het nog steeds zachtjes.
‘Ja, je hebt gelijk. Maar hij gaat nog wel zwemmen. Dat is toch goed?’
‘Nou, hij zwemt niet. Hij zit.’
‘Oh. Oké.’ Daar had hij ook gelijk in.
Ik heb zwaarlijvigheid in Nederland pas ontdekt sinds ik in vakantieparken met overdekte zwembaden kom. In de zomer kun je je nog verstoppen: ‘nee, ik hou niet van het strand,’ en zwembaden kun je al helemaal met goed fatsoen mijden. Maar op een bungalowpark, tja, er is verder weinig anders te doen hè? Die peuters/kleuters/kinders moeten toch wat en vader en moeder moeten mee naar het zwembad. Ik denk hier verder niet heel veel over na, maar je ziet dingen die je anders niet ziet: dat stelletjes dezelfde omvang hebben: allebei dik, of allebei dun. En hun kinderen dus ook. En dat die mensen vast ook wel naar mij kijken en daar zo hun gedachten over hebben. Ach ja.
Ik denk dat we morgen in pyjama naar de supermarkt gaan. Heeft iemand er iets op tegen?