Soms schrijf ik niet zoveel. Soms sleep ik mezelf maar moeizaam uit bed voor weer een werkdag. Het licht is te fel, de lucht is te droog, ik wil alleen maar slapen. Dan schrijf ik niet. Daar schrijf ik niet over. Over tien jaar misschien.
Dan lees ik. Eerst wat Jeanette Winterson schreef over depressieve kunstenaars, zodat ik kan denken: ‘Fuck it. Ik ben een kunstenaar.’ Of zoals zij zei: Art isn’t a surface activity. It comes from a deep place and it meets the wound we each carry.
Dan lees ik wat ik altijd lees. Pavese, De dood zal komen en jouw ogen hebben. Gerrit Kouwenaar, totaal witte kamer. Vasalis, ‘mazen van uw afwezigheid’. Words, words, between the lines of age.
Ik zag Gerrit Kouwenaar uit zijn bundel totaal witte kamer voordragen, jaren geleden, op Poetry. Hij schreef de gedichten toen zijn vrouw Paula stierf: ‘Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken’.
dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –
Dit is mijn witte huis, elke dag schijnt de zon je hier een migraine toe, maar dit is mijn plek en geen andere kamer, ik ben godverdomme een competente jonge vrouw.
Zie je. Lezen helpt.