In Dordrecht was Jan Eijkelboom de stadsdichter die, nog lang voordat elke stad z’n eigen dichter benoemde, de levenslange eer kreeg regels voor de gemeente te dichten. De woorden van Eijkelboom zie je terug op de wagens van de plantsoenendienst, op vaandels en kantoormuren van het gemeentekantoor, en in de tunnel van de Laan der Verenigde Naties.
Die tunnelmuren werden onderwerp van discussie, toen de tegels begonnen los te laten. Het was onduidelijk wie moest betalen: de gemeente of de aannemer.
De tunnel is nu vijf jaar open. De tegels zijn al drie jaar missend. Aan één zijde hangt een groen net, om te voorkomen dat een tegel op een auto landt. Aan de andere kant, langs het voetpad, mag de voetganger of fietser de ontbrekende woorden aanvullen. Zie je, politiek is poëzie, zelfmaakpoëzie, of de poëzie van de lelijkheid, want lelijk zijn deze muren nu.
En dan te bedenken welke regel van Eijkelboom elders in de stad vereeuwigd is:
WAT BLIJFT KOMT NOOIT TERUG.