Lessen zijn niet overal ter wereld hetzelfde. Het basismodel van leraar-leerling uit de Griekse oudheid kent vele variaties. Ik ontdek dat bijvoorbeeld als ik met leerlingen uit 5 vwo op uitwisseling ga in St.-Petersburg. De leerlingen verblijven in gastgezinnen, de docenten nemen ons mee uit eten. Met Olga, de docente Engels, praat ik over literatuur en literatuuronderwijs. Zij hebben, net als wij, een leeslijst, maar zij vertelt mij dat hun leeslijst helemaal vastligt. Iedereen in Rusland leest dezelfde boeken, dezelfde klassiekers, Poesjkin, Dostojevsky, Tolstoj. Dat zal bij ons nooit gebeuren om twee redenen: de docenten zouden het niet eens worden over de lijst, ook omdat velen principieel vinden dat er niet één lijst kan zijn; en de meeste docenten vinden dat het beter is voor de leesbevordering om leerlingen nog wat vrije keus te geven in de lijst.
En Olga zegt: ‘Ah, the democracy in your schools.’
Dit is inderdaad een belangrijk principe in ons (moderne) onderwijs: de gedachte dat een leerling beter gemotiveerd is en beter leert als hij/zij zelf iets te kiezen heeft. De keuze voor een profiel, voor een vervolgstudie, voor de ene of de andere sport/hobby/muzieksoort, daarmee bevestig je wie je bent en het geloof daarin helpt je ook die keuze vol te houden. Ik werk op een montessorischool en daar noemen we dit idee: ‘vrijheid in gebondenheid’. Je geeft een leerling de kaders, daarbinnen bied je maximale bewegingsruimte.
Maar er zijn ook scholen die niet uitgaan van zoveel keuzevrijheid, zoals de Hugo de Groot in Rotterdam-Zuid. Schooldirecteur Eric van ’t Zelfde haalde al meerdere keren het nieuws met zijn grootse plannen voor het onderwijs naar Engels kostschoolmodel. Hij wil het beste onderwijs met de beste docenten en de beste leerlingen. Hij wil leerlingen al in groep 7 op niveau indelen en hanteert een lesrooster van 38 lesuur per week. Leerlingen die over de schreef gaan, stuurt hij van school, met of zonder opvang op een andere school – en ook dat kwam in het nieuws. Naar mijn mening is zijn visie op onderwijs een visie van orde. Niet iedereen is welkom op zijn school. Toen het misging op de buurschool Ibn Ghaldoun, schreef het AD dat volgens Van ‘t Zelfde de ‘aso’s’ van die school alleen welkom waren met een schone lei bij leerplicht en met goede resultaten op Cito-, taal- en IQ-testen.
Het doel is dat leerlingen hun eindexamens halen. Maar daarbij hoort voor mij de ruimte die een tiener nodig heeft om zich persoonlijk te ontwikkelen – tot volwaardig lid van de samenleving: Bildung. Hoeveel vrijheid en hoeveel gebondenheid past daarbij? Filosoof Peter Sloterdijk formuleert dit dilemma als volgt: ‘Disciplinering is nodig om leerlingen de vaardigheden te leren die een samenleving nodig heeft om zichzelf in stand te houden. Liberalisering van individuen is nodig om een samenleving de innovatiekracht te geven, die nodig is wanneer onvoorziene tegenslagen of ongekende veranderingen mogelijk of zelfs noodzakelijk maken.’ Het is het dilemma van de basisvaardigheden (taal en rekenen, stokpaardjes van de minister) versus de beeldende vakken, CKV en gym. Het is het dilemma van wél een profielwerkstuk op het programma zetten, waarin een leerling een eigen onderwerp kan onderzoeken, maar hier weinig gewicht aan geven omdat het in een examenprogramma zo’n subjectief item is.
Voor mij is onderwijs ontwikkeling. In een goede leeromgeving kun je ieder kind daarmee helpen, dus er is geen reden kinderen weg te sturen voor ze begonnen zijn. Ook moet er ruimte zijn voor die persoonlijke ontwikkeling en het is de vraag of je die ruimte biedt met een weekrooster van 38 lesuur, iedereen in zijn eigen niveaugroep vanaf groep 7. Ik kom het idee van meer lessen, meer structuur en meer discipline vaker tegen, op vmbo- en mbo-scholen in de grote steden bijvoorbeeld. Een autoritaire, gedisciplineerde aanpak past beter bij allochtone kinderen of bij kinderen uit lagere sociale klassen, denkt men misschien? Maar dat is immers hetzelfde als de fabrieksarbeider vastketenen op zijn plek aan de lopende band. Het werkt, je krijgt je resultaten, maar heb je iemand zijn ruimte gegeven om een plek in de maatschappij te vinden? Wat betekent dat voor de samenleving?
Sloterdijk maakt er een duidelijke keuze in: ‘Scholen moeten de eigenzinnigheid in jonge mensen benadrukken, in plaats van ze voor ‘de ernst des levens’ te koloniseren,’ zegt hij. Elke dag opnieuw mag een leraar de balans zoeken tussen kennisoverdracht en het prikkelen tot autodidactiek. Maar dat is mooi werk. Zoals Sloterdijk zegt: ‘De leraar hoeft niets meer te doen dan zijn pupillen niet in de steek te laten en ze zover te krijgen dat ze in de veelheid van mogelijke loopbanen en levensvisies de eigen leren herkennen.’