De Volkskrant kopte in april: ‘Ik kan geen fascinerender personage bedenken dan Connie Palmen’. Een quote van Eva Posthuma de Boer, die in haar vierde roman Ica Connie Palmen tot personage maakte. Maakte, want Connie Palmen is geen personage en kan dus ook niet een fascinerend personage zijn, zij is een mens van vlees en bloed. Een fascinerend mens, dat zeker.
Maar goed, mijn inleiding zet al de toon, want ik begrijp dus niet waarom de roman per se de schrijfster als personage moest kiezen. Waarom mensen fictionaliseren? Natuurlijk, Connie Palmen is uniek in haar soort. Zij kent geen gelijke in de Nederlandse literatuur, dankzij haar filosofisch-literaire benadering en haar altijd verrassende onderwerpkeuze. Welke Nederlandse schrijver zou zich wagen aan een roman over Sylvia Plath en Ted Hughes? Palmen dus, met Jij zegt het. Maar ach, waarom vind ik het idee van een boek over Palmen vreemd, als Palmen zelf ook echte mensen tot personages maakt?
Ica is het lezen waard. Het verhaal biedt een interessante inkijk in het hoofd van Nadine Sprenger, een wat verlegen, weifelende vrouw, ook schrijver, die besluit een roman over haar grote voorbeeld Ica te schrijven. Een roman over een roman in wording dus, een schrijver die over een schrijfster vertelt die fan is van een andere schrijfster. Maar dat is geen probleem voor de lezer, hier ga je wel in mee. Het wordt echt boeiend en spannend wanneer Nadine de kans krijgt om met Ica op reis te gaan – ook al heeft ze Ica nog helemaal niet verteld dat ze een roman over haar schrijft. Nadine blijkt nog wat labieler dan we dachten; want ze denkt niet meer aan haar kinderen, aan haar gezin, drinkt en drinkt nog meer en doet er alles aan om het vakantiehuis (familiebezit) toch maar niet te verkopen.
Het verhaal doet in bepaalde opzichten denken aan De wegen der verbeelding van Hella Haasse, ik citeer even de achterflap van dat boek: ‘Een tijdschriftredacteur reist met zijn gezin naar Zuid-Frank, om daar een thriller te gaan schrijven. Onderweg krijgt hij autopech. Voor hij het weet zijn ze zelf in een thriller beland.’ Ook een spannend verhaal over een persoon in crisis in een villa in Frankrijk, maar dan zonder verwijzing naar bestaande personages. In Ica moeten vele verwijzingen naar het werk van Palmen en haar ideeën het boek ‘body’ geven, maar voor mij was dat allemaal niet nodig geweest.
De plot is boeiend genoeg zonder bestaande beroemde schrijfster, dus de vraag blijft waarom Ica niet alleen over Ica ging, maar echt over Connie Palmen. Zoals het motto ook al zegt: ‘Tussen de waarheid en schrijven botert het niet.’ Ik wil niet geloven dat het een verkooptruc is – ‘ware’ verhalen verkopen beter, met Palmen als thema heb je sneller kranteninterviews – dus ik houd het maar op een experiment van de schrijfster. Volgende keer hoop ik dan op honderd procent fictie, dat past haar misschien toch beter.