Heel recent schreef ik dat ik niet zo’n fan ben van DWDD, maar veren wie veren toekomen: de uitzending over Brussel, afgelopen dinsdag, was precies wat ik nodig had. Dit is hoe het ging en dit is wat ik woensdag in mijn klas vertelde.
In de eerste les, die dinsdag 22 maart, had de aanslag op Zaventem al plaatsgevonden. Een leerling vertelde het. Hij keek af en toe op zijn telefoon en meldde nóg een aanslag. Ik keek ook op mijn beeldscherm. We waren nog te verbaasd om er iets van te denken. Daarna had ik een tussenuur en ik volgde een liveblog, ik surveilleerde bij een toets en las wat werk van leerlingen.
Toen volgde mijn les met H4C, een klas vol lieve en niet zo rustige havoleerlingen. Het plan was een Kahoot (quiz via de smartphone) over soorten argumenten. Bij de Kahoot vulden ze (zoals vaker) gekke namen in. ‘Alleen je voornaam invullen,’ riep ik nog. Een gekke naam was bijvoorbeeld ‘JE MOEDER’, een andere was ‘Free Brussel’. Ik wist niet wat ze daarmee bedoelden, maar het ergerde mij dat we in flauwe provocaties terechtkwamen. (Bij Kahoot kun je als docent niet direct zien wie die gekke naam heeft ingevuld.) Aan de andere kant was duidelijk dat sommige leerlingen iets met Brussel wilden doen, maar wat kun je doen terwijl er zoveel gebeurt? Ik stopte de quiz en de leerlingen moesten hun opdrachten maken. Daarna mochten ze schrijven, over Kahoots in de klas of over Brussel – vrije keuze om er wel of niet op dat moment iets mee te doen.
Die middag ging ik naar Amsterdam. Onderweg las ik hun teksten en volgde ik het nieuws via Twitter. Er werden hier en daar verdachte personen aangehouden. Natuurlijk, dacht ik, nu is iedereen verdacht. (Maar dat is natuurlijk niet waar: ik ben bijvoorbeeld niet snel verdacht.) Ik zag een foto van iemand die op station Amsterdam was aangehouden, later kwam pas de foto van de daders van Zaventem vrij. Op zo’n vage foto lijkt een terrorist al gauw op iemand die je kent (behalve als je in een klein dorpje in Friesland woont misschien).
En ik bedacht dat dit een deel van m’n leerlingen zou kunnen gebeuren – nee, niet de radicalisering, maar de verdachtmaking. Omdat zij een Noord-Afrikaans uiterlijk hebben. Omdat ze een zwarte jas of hoodie dragen. Omdat ze jongemannen zijn. Omdat ze soms een grote mond hebben. Omdat ze met een groepje op straat hangen. Omdat ze een tas bij zich hebben. En ik vind dat verschrikkelijk. Als jij een capuchon draagt en in onbegrijpelijke straattaal dingen naar voorbijgangers roept, dan is dat geen reden om gearresteerd te worden. Als jullie met een groepje in de metro stappen en boos kijken, is dat geen reden om uit de metro gezet te worden. Toch kan het gebeuren en ja, het gebeurt al.
Ik zou heel graag doen alsof er nog steeds niets aan de hand is. Deze aanslag is net zo erg als de aanslagen in Parijs, Ankara, of waar dan ook. Maar ik reis al meer dan twintig jaar met de trein, ik kom elke dag op Rotterdam Centraal en vandaag zag ik daar voor het eerst van m’n leven iemand met een geweer staan. Dus ja, het is wel ineens dichterbij.
Wat kun je doen? Blijf nadenken. Blijf met elkaar praten. Het is soms moeilijk om te bedenken wie je nog kunt vertrouwen. En wat doe je als mensen ineens anders naar je gaan kijken, omdat ze je ‘verdacht’ vinden? Daar ging het precies over in de uitzending van De Wereld Draait Door, op dinsdag 22 maart. Moeten moslims zich excuseren voor wat andere moslims doen? Of moeten mensen juist leren dat we niet zo naar elkaar kijken? Daar moeten we over nadenken.
En toen zette ik De Wereld Draait Door aan voor klas H4C. Ze hoefden geen aantekeningen te maken – hoewel het heel verleidelijk was om toch even een argumentatieschemaatje van die lieve kinderen te vragen. Maar ik wilde dat ze alleen luisterden en nadachten. En het was goed zo.