Een Paasweekend thuis. Mijn dochter (11) leest vrijdag in de Kidsweek dat er een snoepchip gaat komen. Het ding wordt in je mond geplaatst en als je te veel snoept, krijgen je ouders een melding. We stellen ons voor dat de smartphones van ouders de hele tijd trillen en piepen, want je hebt van die kinderen die maar blijven snoepen. Grappig. Ze vindt het niet helemaal eerlijk, want een toetje is ook zoet, en fruit, en mag dat dan allemaal niet meer? En ze verwacht dat haar zusje boos zal worden, want die snoept heel veel.
De volgende ochtend zegt ze: ‘Ik heb erover nagedacht. Rond 1 april staat er altijd een grap in de Kidsweek. Ik denk dat de snoepchip de grap is. Meestal is het voorpaginanieuws van de Kidsweek ook al op het journaal of jeugdjournaal geweest. Maar hier heb ik nog niks van gehoord.’
Ik ben onder de indruk dat zij zelf nagaat of nieuws echt is door te bedenken of ze het ook in andere bronnen heeft gezien. Wie heeft haar dat geleerd? (Nee, dit is geen retorische vraag. Ik kan me niet herinneren dat we het hier ooit over gehad hebben.)
‘Ik ga opzoeken of het plaatje echt bestaat,’ zegt ze vervolgens. Ik denk aan Peter Burger, docent wetenschapsjournalistiek en superfactchecker, die broodjes aap ontmaskert en fake news aanwijst, waarbij vaak foto’s en filmpjes van andere situaties vals gebruikt worden. Waar heeft zíj dat dan geleerd?
Even later komt ze bij me. Ze vindt het plaatje wel online, maar er is maar één treffer en daar staat verder niets bij. Ik kijk op haar scherm. ‘Waar heb je op gezocht?’
‘One Prail Systems. Dat staat bij het plaatje.’
Ik kijk even naar haar scherm en ik moet er ook even over nadenken. One Prail. Te makkelijk natuurlijk. Ik leg het haar uit: one prail, one april, 1 april.
Ze wil wel kijken op de website met de petitie tegen de snoepchip, maar invullen doet ze niet: ‘Dan denken ze dat ik erin getrapt ben.’ En dat is ze niet.
En ik dacht: als het eigenlijk zo simpel is, als kinderen en volwassenen zonder expliciete instructie nepnieuws op 1 april kunnen herkennen, waarom kan het dan niet altijd? Zijn er te veel bronnen om nog in te schatten wat een goede bron is? Of zijn we er te lui voor?