Vorig jaar is een proces in gang gezet om de onderwijsbevoegdheden te herzien: wie geeft les aan welke klas? En met welke invulling van het beroep? Het gaat om de kern van ons beroep en hierover wordt gesproken zonder beslissende stem van leraren. Sterker nog, herhaaldelijk is gebleken dat leraren de ingeslagen weg niet steunen.
VO in actie, actiegroep voor het voortgezet onderwijs, roept de minister van onderwijs en de Commissie Onderwijsbevoegdheden op het vernieuwingsproces te staken. We verwachten dat het lerarentekort erger wordt wanneer ons beroep niet beter beschermd wordt en stellen daarom andere oplossingen voor het lerarentekort voor.
Als mede-initiatiefnemer (en ondertekenaar) van deze brandbrief publiceer ik de brief hier volledig.
Brandbrief bevoegdheden
Geachte minister, geachte leden van de Commissie Onderwijsbevoegdheden,
Vorig jaar is een proces in gang gezet om de onderwijsbevoegdheden te herzien. Namens de actiegroep VO in actie vragen wij u dit herzieningsproces voor het voortgezet onderwijs te staken. De belangrijkste reden hiervoor is het gebrek aan steun onder leraren. Een tweede belangrijke reden is de afwezigheid van een noodzaak om nu iets te wijzigen aan de bevoegdheden in het voortgezet onderwijs; wij verwachten zelfs veel kwalijke effecten en stellen daarom andere oplossingen voor de wel bestaande problemen in het voortgezet onderwijs voor.
We hebben onvoldoende vertrouwen in het proces zoals dat is ingezet; we herkennen de tunnelvisie die bij eerdere onderwijsvernieuwingen, in combinatie met dat gebrek aan draagvlak, meer heeft beschadigd dan verbeterd. Hieronder hebben wij onze redenering uitgewerkt en onderbouwd.
Dit is een brandbrief. We menen dat het nodig is om de alarmbel te luiden bij deze vernieuwing die volgens ons het lerarentekort zal verergeren en een negatieve impact zal hebben op de onderwijskwaliteit. We zien dat leraren opnieuw geen inspraak hebben en vinden dat het op geen enkele manier acceptabel is om zo’n proces, dat nota bene over de kern van ons beroep gaat, voort te zetten terwijl bekend is dat er geen draagvlak onder leraren is. We verwachten dat u deze alarmkreet serieus neemt en het proces pauzeert of beëindigt. Als u vindt dat een heroverweging over het proces nodig is, dan moet het (door een volgende regering) zo ingericht worden dat leraren een beslissende rol krijgen.
Met vriendelijke groet,
VO in actie
Roeland Bol
Laura Borghols
Gwenda Braak
Michelle van Dijk
Cécile Heesterman
1) Leraren steunen de nieuwe denkrichting niet
In november 2018 publiceerde de Onderwijsraad het advies ‘Ruim baan voor leraren’. Uit een eerste AOb-enquête hierover in maart 2019 (6324 respondenten) bleek dat leraren zich niet herkennen in het idee dat er één pedagogisch-didactische basis kan zijn voor kinderen van jong tot oud. ‘De groep die niet zit te wachten op het aanleren van zo’n brede basis is veel groter dan de groep die dit wel interessant vindt.’ Het merendeel van de vo-docenten is geen voorstander van het clusteren van onderwijsbevoegdheden zoals in het advies werd bepleit door de Onderwijsraad: 71% van de vo-docenten meent dat vakkennis de basis moet zijn en dat clusteren tot kwaliteitsverlies zal leiden[1]. Desondanks werd een commissie ingericht om de ideeën verder uit te werken.
In september 2020 kwam via de AOb opnieuw naar voren dat er geen steun is voor een nieuw bevoegdhedenstelsel. Dit keer ging het om een peiling met bijna vijftienduizend respondenten. Opnieuw gaven leraren in grote meerderheid aan dat in het voortgezet onderwijs vakkennis de basis moet zijn, zoals dat nu al het geval is. In de open opmerkingen laten veel vo-docenten weten zich er grote zorgen over te maken dat de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het beroep achteruitgaan[2].
2) Er is geen reden waarom er nu iets moet veranderen aan de bevoegdheden
De Tweede Kamer gaf in 2017 de Onderwijsraad de opdracht te onderzoeken wat er in de kwalificatie- en opleidingsstructuur zou moeten veranderen om bij te dragen aan voldoende goede leraren. In de vraag zat het antwoord al besloten: als oplossing voor het lerarentekort moest er iets veranderen aan de bevoegdheden (dat is immers de ‘kwalificatiestructuur’). Het antwoord van de Onderwijsraad was behoorlijk radicaal: haal de schotten weg tussen de opleidingen, leraren kunnen dan makkelijker in een ander vak lesgeven en dat maakt het beroep aantrekkelijker. De Commissie Onderwijsbevoegdheden kreeg de opdracht de ideeën uit te werken tot een nieuwe structuur. Ook hierbij werd gemotiveerd dat leraren (en scholen) ‘knelpunten’ ervaren in het huidige bevoegdhedenstelsel.
Maar was wel aangetoond dat de huidige kwalificatiestructuur dé oorzaak is van het lerarentekort, of überhaupt een knelpunt is en dus een goede oplossingsrichting? Allerminst. Onderzoeken in de afgelopen jaren wezen aan dat leraren uit de stille reserve[3] terug zouden komen bij lagere werkdruk; en dat beginnende leraren die uitvallen meestal worstelen met persoonlijke omstandigheden, de school zelf of de kenmerken van het beroep, te weten werkdruk, ontevredenheid, stress, een laag salaris[4], maar niet: de onmogelijkheid om een ander vak te geven. Dat zou ook vreemd zijn, want het is nu vaak mogelijk om een ander vak te geven, daar waar de tekorten nijpend zijn gebeurt dat zelfs zonder opleiding, en geen haan die ernaar kraait. Dat valt te betreuren, maar dat is de realiteit al langer in het voortgezet onderwijs: de inspectie vraagt alleen naar ‘niet bevoegd’ gegeven lessen en ‘andersbevoegd’ is geen probleem. Wie het op de goede manier wil doen, kan daarvoor een tweede vak leren bij de opleidingsinstituten, die wel degelijk enige vrijstellingen geven. Ook een onderzoek van Motivaction, waar mensen buiten het onderwijs werd gevraagd naar drempels tot het onderwijs, wees uit als de belangrijkste drempels: werkdruk, omgang met lastige leerlingen, respect, arbeidsvoorwaarden (salaris)[5]. En waar het gaat om het overstappen van de ene naar de andere onderwijssector, is werkdruk eveneens het belangrijkste argument[6].
3) We verwachten diverse kwalijke effecten
Zoals gezegd: in de AOb-enquêtes uitten leraren al hun zorgen over het mogelijke verlies aan vakkennis en kwaliteit in het voortgezet onderwijs. In de Staat van het Onderwijs 2020 is aangetoond dat wel/geen bevoegdheid effect heeft op de eindexamenresultaten[7]. Iets inleveren op de vakinhoudelijke bevoegdheidseisen zal betekenen dat je iets inlevert op de (eindexamen)resultaten, wat zeer onwenselijk is.
We gaan in op het idee van de brede bevoegdheid of clusterbevoegdheid, oftewel de mogelijke ‘bouwstenen’ van een sneller te verkrijgen tweede bevoegdheid, oftewel: de breder inzetbare docent met meerdere ‘specialisaties’. Voor schoolleiders/werkgevers in het onderwijs (de VO-raad steunt het idee van de brede bevoegdheid wel) is de brede inzetbaarheid van docenten wel handig. Zo kun je problemen in de formatie mooi oplossen, bijvoorbeeld omdat iemand dubbel inzetbaar is. Dat heeft de volgende mogelijke nadelen:
Ten eerste heeft deze ‘switchdocent’ zelf een pittige belasting, omdat hij/zij altijd thuis moet zijn in twee lesprogramma’s en dus flink moet schakelen en voorbereiden. In de praktijk van het voortgezet onderwijs is het daarnaast belangrijk om met vakcollega’s het programma goed in te richten en af te stemmen. Die samenwerking staat onder druk wanneer je de keuze maakt om een docent op meerdere vakken in te zetten. Een docent kan niet volwaardig meewerken aan twee secties, dat is immers een dubbele belasting in overlegtijd, ontwikkeltijd, deskundigheidsbevordering – en die momenten vallen vaak samen. De switchdocent zal een keuze moeten maken bij elk sectieoverleg. En hoe verdeelt hij/zij zijn tijd voor vakinhoudelijke ontwikkeling, deskundigheidsbevordering? Of krijgt de docent daarvoor extra uren? Of zet de docent zich voor een van de vakken minder in? Het is zwaarder en lijdt onvermijdelijk tot een verlies aan kwaliteit. Anderen in de vaksectie zullen dit moeten opvangen, wat belastend, maar niet onmogelijk is voor het ontwikkelen van toetsen en lesprogramma’s; het niveau dat in de klas ontbreekt doordat de switchdocent zich in een van de twee vakken niet volwaardig blijft ontwikkelen, kan echter niet door anderen opgevangen worden. Zelfs al zou dit maar een klein niveauverlies zijn, dan is toch de vraag waarom we die weg zouden ingaan, gezien het effect op resultaten bij niet-bevoegde docenten.
Nu is het op veel scholen al problematisch in de tekortvakken. De tekorten in lesuren worden opgevuld met ‘andersbevoegde’, ‘onderbevoegde’ en ‘benoembare’ docenten en de bevoegde, bekwame, ervaren docenten trekken de kar van de ontwikkeling van het vak. Zoals de benaming van andersbevoegde, onderbevoegde en benoembare docent alleen tot effect heeft dat het aandeel niet-bevoegd gegeven lessen daalt, terwijl het percentage bevoegd gegeven lessen níet stijgt, zo gaat het ook kwalitatief niets oplossen wanneer je deze leraren sneller aan een bevoegdheid ‘helpt’. Gegoochel met cijfers en etiketten helpt op geen enkele manier de kwaliteit te verbeteren.
De breed inzetbare docent hoeft niet altijd ook breed ingezet te worden. Het kan een switch zijn die ingezet wordt wanneer die docent dat wil, het ene óf het andere vak, niet per se beide tegelijk. Maar in de praktijk zal die keuze nooit volledig bij de docent liggen; vaak zal deze docent worden ingezet om problemen in de formatie op te lossen. In het proces van de formatie wordt elk jaar onderhandeld en dat is al ingewikkeld genoeg – en een stressfactor voor veel leraren. Het kan ook gebeuren dat de switchdocent wel volledig vrij kan kiezen en daarin eisen mag stellen: ‘wel natuurkunde en scheikunde, maar dan alleen aan derde klassen’ / ‘geen mavoklassen voor mij’ / ‘ik wil wiskunde én geschiedenis geven aan mijn dezelfde klassen’ / ‘een salarisschaal hoger’. Dit zijn suggesties die we niet verzinnen: op vele scholen zijn voorbeelden te vinden van leraren met een tweede of derde bevoegdheid. Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan naar wat de effecten daarvan zijn. En wie nu een tweede bevoegdheid heeft, heeft die ook echt verdiend, met een volwaardige opleiding en alleen de meest passende vrijstellingen. Als er ongelijkwaardige bevoegdheden zijn, dan zal dit dus tot meer spanningen leiden in de verdeling over de vakken.
En er zijn meer gevolgen voor de arbeidspositie van docenten. Meer mensen kunnen solliciteren naar dezelfde baan, hoewel ze dus niet echt hetzelfde te bieden hebben. Kiest de schoolleiding voor de goedkoopste docent of voor de beste? Een docent Engels die ook Nederlands kan geven of een dure, ervaren docent met alleen Nederlands? Ze zijn toch beide ‘bevoegd’? Daarop volgend: wanneer een docent bevoegd is voor een cluster en een kleinere specialisatie doorloopt om een tweede bevoegdheid te krijgen, wat is dat voor boodschap naar de docent die die bevoegdheid wel met een volledige opleiding verkreeg? Wat is een bevoegdheid waard als gesuggereerd wordt dat dit hetzelfde is? Welk signaal geven we af over het belang van vakkennis? Wie wil nog vakdocent zijn als er wordt ingeleverd op de vakinhoud? Het zijn steeds dezelfde docenten die door deze ontwikkeling geraakt worden: de docenten die op hun school nu nog wél de vakinhoud dragen. Ze worden al langer overbelast, maar steeds minder gewaardeerd. De vacature-intensiteit is relatief gezien het hoogst in het eerstegraads gebied. Het belang van de (academische) eerstegraads docent is groter dan ooit, omdat iemand toch wél die vakkennis in huis moet hebben op academisch niveau. Maar welke academicus wil docent worden of blijven als vakinhoud steeds minder belangrijk wordt?
Ook andere aspecten van de nieuwe denkrichtingen over bevoegdheden maken ons inziens het voortgezet onderwijs niet beter: een brede, generieke basis voor jong en oud lijkt bijzonder vreemd gezien de verschillen tussen jonge kinderen en tieners. Zeker is dit idee geen verbetering ten opzichte van wat nu in opleidingen geboden wordt. Een specialisatie 10-14 jaar lijkt ook in te houden dat vakkennis minder belangrijk is en nodigt wellicht uit tot een uitstroom van primair naar voortgezet onderwijs zolang de salariskloof er nog is, wat opnieuw ook voor verschuivingen van arbeidsposities zorgt.
Als het idee dus al is dat het beroep van leraar aantrekkelijker wordt met een nieuwe invulling van de bevoegdheid – waarvoor geen bewijs is – dan vrezen wij dat die eventuele ‘winst’ teniet gedaan wordt doordat andere leraren het beroep verlaten wegens de verhoogde werkdruk (in de eerste plaats), maar ook vanwege het machteloze gevoel dat het vak minder belangrijk wordt en het onderwijs aan kwaliteit verliest, en vanwege het verlies aan respect voor de vakliefhebber. Ook geloven we niet dat we hiermee nog mensen uit de stille reserve terughalen, of nieuwe docenten verleiden tot het beroep, want voor hen is werkdruk de eerste zorg en arbeidsvoorwaarden en imago zijn een tweede, zoals al bleek uit het onderzoek van Motivaction.
4) Voor de bestaande problemen in het onderwijs zijn andere oplossingen beter
In de kern gaat het om het oplossen van het lerarentekort. De problemen zijn ernstig en VO in actie vraagt er al langer de aandacht voor. We willen het hier kort houden. Gezien het gegeven dat werkdruk dé reden is voor uitstroom en dé drempel voor de stille reserve of zij-instromers om (weer) leraar te worden, is dit ook de eerste oplossingsrichting die gevolgd moet worden. Dat kan met kleinere klassen en met een lager maximum aantal lesuren per week voor de leraar. Een lager aantal lesuren is goed voor de kwaliteit van het onderwijs, zoals te zien is in andere succesvolle onderwijslanden. Datzelfde geldt voor aanzienlijk kleinere klassen.
Verder moeten leraren, zij-instromers en terugkomers (uit de stille reserve) voldoende gesteund en gefaciliteerd worden om een volwaardige bevoegdheid te halen. Dat betekent: gratis studeren (wellicht een tempobeurs), zonder een te zware belasting van de school (werkgever) tijdens de opleiding. Dit moet voor alle opleidingstrajecten gelden, dus ook voor wie een tweede universitaire master (een tweede eerstegraads bevoegdheid) wil halen.
5) We hebben onvoldoende vertrouwen in het proces
Volgens de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 36, kan een voorstel voor wijziging van de bekwaamheidseisen gedaan worden door een beroepsorganisatie die representatief is voor het onderwijspersoneel. De Onderwijsraad noch de Commissie Onderwijsbevoegdheden heeft die rol van representatie. Dat de leraren het hier zelf voor het zeggen zouden moeten hebben, staat ook verwoord op de pagina van de Rijksoverheid over het beschermen van het beroep: ‘Ook voldoen leraren aan de bekwaamheidseisen die door de beroepsgroep zelf worden opgesteld en onderhouden.’[8]
Welke rol ziet de Commissie Onderwijsbevoegdheden voor de leraren? ‘De commissie stelt zich daarbij een iteratieve aanpak voor, waarbij op verschillende manieren en momenten betrokkenen uit onderwijs, opleidingen en onderzoek worden uitgenodigd om te participeren. Over de precieze vorm waarin en momenten waarop dat zal gebeuren, ontstaat werkende weg meer duidelijkheid.’[9]
In oktober zijn leraren uitgenodigd tot deelname aan ‘dialogen’ over de denkrichtingen van de commissie. ‘Jouw stem telt!’ meldt de uitnodiging enthousiast[10]. In antwoord op vragen over de mate van participatie bij deze dialogen antwoordt Paul Zevenbergen op Twitter dat de ‘commissie aan het stuur zit’[11]. Het is geheel onduidelijk hoe de commissie zorgt voor een representatieve lerarengroep, sterker nog, de uitnodiging stuurt erop aan om te reageren als je positief geïnteresseerd bent: ‘Herken jij je in de eerste uitwerking? Wat heb jij er als leraar eigenlijk aan en hoe kan het de lerarenopleiding versterken? (…) Wil jij meedenken over deze denkrichting van de commissie?’
Is ‘nee, we willen geen nieuw bevoegdhedenstelsel’ nog een optie? Het lijkt er niet op. De commissie bevindt zich al in de tunnel(visie). Op vragen hierover komt geen antwoord. Ook vinden we nergens garantie voor de openheid en transparantie van deze dialogen. Worden álle data gedeeld? Tellen stemmen echt? Of komt er alleen een verslag? Wat gebeurt er met de inbreng van docenten? Op geen enkele manier kan hier gesteld worden dat een representatieve groep leraren de bekwaamheidseisen zelf ‘opstelt’ of over een voorstel meebeslist. Het is alleen een raadpleging.
Daar komt bij dat veel zeer actieve, betrokken leraren in de loop der jaren vergelijkbare ‘raadplegingen’ hebben meegemaakt waarbij hun deelname achteraf gebruikt werd om draagvlak en betrokkenheid aan te tonen voor standpunten die de betreffende deelnemers niet hadden ingenomen. Participeren in de vorm van ‘geraadpleegd worden’, waarbij je mening selectief mee mag tellen, is geen participatie.
6) We herkennen de problematiek uit het verleden van tunnelvisie en gebrek aan draagvlak
Het zijn de bekende conclusies uit de parlementaire enquête onderwijsvernieuwingen (Dijsselbloem): er waren vanuit tunnelvisie onderwijsvernieuwingen ingevoerd, er was onvoldoende geluisterd naar leraren. Wij zien hier hetzelfde gebeuren.
De vraag van de Tweede Kamer aan de Onderwijsraad ging al uit van een nieuwe kwalificatiestructuur als oplossing voor het lerarentekort. De Onderwijsraad adviseerde dus in deze richting, terwijl het maar zeer de vraag is of de kwalificatiestructuur überhaupt een oorzaak is van het probleem. Bovendien, zo betoogden wij, zijn er duidelijk andere oplossingen mogelijk en veel logischer, veel beter: het verlagen van de werkdruk en het steunen van de bestaande opleidingstrajecten.
Na ‘Ruim baan voor leraren’ werd door de AOb de mening van leraren gepeild, maar ondanks het hierbij gebleken gebrek aan draagvlak onder leraren stelde de minister de Commissie Onderwijsbevoegdheden aan om de gekozen richting verder uit te werken. Opnieuw bleven alternatieve oorzaken en oplossingen buiten beeld. Toen in september 2020 opnieuw bleek dat er onvoldoende steun was onder leraren, ging de commissie gewoon door. De bijdrage van leraren blijft beperkt tot een raadpleging in een proces dat niet volledig transparant is en waarbij opnieuw alleen over de ‘voorgestelde denkrichting’ wordt gesproken. Daarin herkennen wij dus inderdaad opnieuw een tunnelvisie en het onvoldoende luisteren naar leraren.
Daarom vinden we dat het op dit moment volkomen onacceptabel is om dit proces voort te zetten. We achten een grote herziening van de kwalificatiestructuur voor het voortgezet onderwijs niet nodig en een eventuele herziening zou niet zonder, maar dóór de leraar ontwikkeld moeten worden – zoals voor de bescherming van ons beroep bepaald is. We vragen de commissie en de minister om onze afwegingen en de door ons benoemde risico’s van deze herziening niet te licht te wegen en we verwachten dat u het proces pauzeert of beëindigt.
VO in actie, 30 oktober 2020
[1] AOb-enquête nav Ruim baan voor de leraar: https://www.aob.nl/wp-content/uploads/2019/03/Rapport-Algemene-Onderwijsbond-Leraren-over-Ruim-baan-voor-leraren-maart-2019.pdf
[2] Rapport bevoegdhedenstelsel: https://www.aob.nl/wp-content/uploads/2020/09/Rapport-bevoegdhedenstelsel-september-2020.pdf
[3] Volgens onderzoek Investico naar leraren primair onderwijs: https://www.aob.nl/nieuws/twee-derde-stille-reserve-overweegt-leraarschap/
[4] Zie publicatie Kennisrotonde: https://www.nro.nl/wp-content/uploads/2019/10/PDF-voor-website-Kennisrotonde-antwoord-VRAAG-708.pdf
[5] Motivaction: https://www.voion.nl/media/2597/wiezijndelerarenvanmorgen.pdf.
[6] AOb-enquête nav Ruim baan voor de leraar: https://www.aob.nl/wp-content/uploads/2019/03/Rapport-Algemene-Onderwijsbond-Leraren-over-Ruim-baan-voor-leraren-maart-2019.pdf
[7] Staat van het Onderwijs 2020, p. 27. https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2020/04/22/staat-van-het-onderwijs-2020
[8] Zie Rijksoverheid, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/bescherming-van-het-beroep-leraar-via-de-wet-beroep-leraar.
[9] Zie Commissie Onderwijsbevoegdheden https://www.onderwijsbevoegdheden.com/veelgestelde-vragen.
[10] Idem, https://www.onderwijsbevoegdheden.com/post/online-dialoog-over-nieuw-perspectief-op-beroep-van-leraar.
[11] Twitter, ‘Commissie gaat uit van haar opdracht, die weer is gebaseerd op advies van @Onderwijsraad. Binnen onze opdracht zitten wij aan het stuur, in contact met de andere ‘weggebruikers’. https://twitter.com/rpzevenbergen/status/1316395617313263620
2 reacties op ‘Brandbrief bevoegdheden’