(Kort reisverslag van een recente reis.)
Net als vorig jaar was ik in St.-Petersburg met 5 vwo. Andere leerlingen, dezelfde stad. Natuurlijk wisselden de leerlingen kusjes en tranen uit zoals zij dat doen op schoolreizen, natuurlijk werd ik ziek van het Russische eten. Maar nog veel meer dan vorig jaar was politiek dit jaar ook een thema; dat kon ook niet anders, want terwijl wij in de Hermitage naar Da Vinci’s Madonna Litta keken, zette Nederland de F16’s alvast klaar voor eventuele NAVO-operaties in Oekraïene.
Mijn kinderen noemen dit ‘de omgekeerde wereld’. Het is een spelletje dat wij wel eens spelen. Je loopt buiten in de stralende zon en zegt: ‘Bah, wat een vies weer. Smerig, koud en nat is het.’ Andersom mag ook en iedereen speelt net zo lang het spelletje mee tot we niet meer kunnen stoppen met lachen of totdat er iemand begint te huilen omdat het te echt lijkt.
Rusland is de omgekeerde wereld. Alles wat je voor waar of ‘gewoon’ had aangenomen, bestaat hier niet. Er zijn andere waarheden, nee, er is maar één waarheid, de Russische. Het begint met kleine dingen: de letters staan omgedraaid en we lunchen met een flinke warme prak. Tiramisu als ontbijt. Een gids in een politiek museum die zegt dat ze socialist is én niet stemt. Een socioloog die zegt: ‘I am free to do what I want’ en tegelijkertijd toegeeft dat ze niets zal zeggen dat wettelijk niet is toegestaan. De toneelgroepen reizen niet rond, maar wonen bijna in hun theater, tienduizenden kostuums zagen we backstage en jaloersmakend grote oefenstudio’s. Sommige Russen zijn te arm om een eigen badkamer te hebben, maar gaan elk weekend in vol ornaat naar opera of ballet. ‘Is het waar dat Poetin heeft gesuggereerd dat pedofilie en homoseksualiteit met elkaar te maken hebben?’ vraagt een leerling en er volgt een ontwijkend antwoord waarin Poetin niet meer genoemd wordt. In de kerk word je ziek van de wierooklucht, maar al snel ben je eraan gewend, zo makkelijk gaat dat. Denk als de Russen. Op de Krim zijn geen problemen, dat is immers Rusland, dat was het altijd al. ‘Het is er prachtig, wist je dat? Je moet er eens op vakantie gaan. Dit najaar gaan wij erheen, kom je ook?’