Waar is thuis? Wat is thuis voor een vluchteling?
Dit weekend luisterde ik naar een interview met Jana Beranová, een van de grandes dames van de Rotterdamse poëzie (klik en luister). Zij heeft in de bundel Hier een verhaal voor je een prozagedicht geschreven dat gebaseerd is op haar vader. Het gezin Beranová vluchtte vanuit Tsjechië naar Engeland en vervolgens naar Nederland toen Jana nog een tiener was. Uit het interview blijft dit me bij: de eenzaamheid van de ouders in dat nieuwe land, hoe ze geen Nederlands leerden want ze zouden teruggaan, de koffers voor de terugkeer stonden altijd klaar. En in het prozagedicht schrijft ze: ‘Ik denk aan vissen in een bak water zonder uitweg. De karper die telkens een paar dagen in ons bad zwom vlak voor kerst.’ (Alleen al voor dit gedicht zou je het prachtige boekje, formaat Sinterklaascadeautje, moeten kopen… (klik en koop 🙂.

Deze eenzaamheid en het gebroken verlangen naar ‘thuis’ is ook alom aanwezig in de roman Zeg maar dat we niet thuis zijn van Rashid Novaire. Ik gaf eerder al wat citaten (klik en lees), maar hier weer wat woorden van Mohammed Jahangir, de dode die berichten aan de levenden doorgeeft omdat hij toch graag ‘thuis’ begraven wilde worden:
‘Hoop, Milan, is voor mij zoiets geworden als een stekelig dier waaraan je je verwonden kan als je er dichtbij komt. Ik houd me niet meer bezig met hoop na mijn verhuizingen uit de bergen in Ilam naar de stad Bagdad, naar het niemandsland met de landmijnen waar wij als vluchtelingen doorheen moesten en na mijn stille Nederlandse jaren in Diemen-Zuid.’
‘Ik wil hier in Holland blijven, dat zweer ik u. Maar ik heb gevochten om terug naar huis te mogen. Dat is nou zo verwarrend aan ons vreemdelingen. We willen van alles en nog niets.’
Niet alleen laten de verhalen van Beranová en Novaire ons die pijn en eenzaamheid voelen, ook thematiseren ze de verstoorde ouder-kindrelatie. Ouders kiezen een huis, maken een thuis voor hun kinderen, de basis van waaruit ze hun opvoeding bestieren. Ouders laten zien wat het leven waard is, kunnen kinderen helpen een doel in het leven te hebben. Maar niet als je boos en eenzaam bent en verlangend naar het verleden, terwijl je kinderen vechten voor een plek in de nieuwe wereld, in de toekomst, niet voor terugkeer. Deze pijn komt terug in al die literatuur waarin ouders teleurgesteld, misschien zelfs depressief zijn door de migratie of oorlogstrauma’s en kinderen er maar het beste van moeten zien te maken, denk bijvoorbeeld ook aan de tweede generatie Indische literatuur, Adriaan van Dis en Ernst Jansz, of de essaybundel van Said el Haji, Sta op en leef, vader.
En hoe verschrikkelijk naïef zijn we dan als we discussies voeren over vluchtelingen in de trant van ‘Ze willen helemaal niet terug!’ en ‘Ze leren de taal niet eens!’? Als we radicalisering alleen in samenhang met geloof kunnen zien? Als we in onderwijs en buurtwerk bezuinigen en geen benul hebben van wat kinderen thuis meemaken?
Tijd om de oogkleppen af te doen. Lees de boeken, de schrijvers die ik in dit bericht noem. We moeten ergens beginnen.