Laat kinderen meer gedichten lezen, schreef ik eerder in deze zomerserie. Maar hoe doe ik dat dan op school, met tieners? Mijn poëzielessen zijn de leukste lessen die er zijn. Dichter Ellen Deckwitz schreef nu een cursus ‘genieten van poëzie’ met de titel Olijven moet je leren lezen. Ik las het boek en kon zo weer wat extra ideetjes voor mijn poëzielessen noteren.
Mijn poëzielessen beginnen altijd met ‘Mi have een droom‘ van Ramsey Nasr. Verplichte kost voor jonge Rotterdammers, want mi lobi roffadam & deze stitti is mi spanga. Er zijn twee voordrachtfilmpjes van dit gedicht te vinden, maar ik zie het liefst de versie met publiek bij het tv-programma Raymann is laat:
De leerlingen krijgen daarna de tekst in handen, met dit mooie interview uit Onze Taal, en ik vraag of ze individueel willen opschrijven waar het gedicht volgens hen over gaat. Uitwisseling in de klas levert vaak al prachtige verschillen in interpretatie op, maar iedereen zal zijn best doen iets zinnigs te zeggen. Dan lezen we het interview, waarmee ze direct wat begrippen uit de poëzieanalyse leren kennen en een uitleg bij het gedicht vinden. In een volgende les geef ik wat uitleg over beeldspraak en dan doen we een quiz (Nearpod, je kunt dan ook open vragen stellen) waarbij vooral die beeldspraak terugkomt: welke vorm van beeldspraak is ‘di bokitoos’?
Ik vraag ook waarmee Nasr de stad Rotterdam vergelijkt in strofe 3 (‘moeilijk lekker roffadam, met ze amperbroeki an’). De ik-persoon bedrijft daar de liefde met moeilijk lekker roffadam, dus (SPOILER) de stad is een vrouw. Maar nee hoor, wat vult dan een deel van de klas in bij deze vraag? ‘Hoer’.
Dat is interessant, hè, en hoewel de maatschappelijke discussie op dat moment gemakkelijk uit te lokken is (‘noem je een vrouw een hoer alleen omdat ze een keertje seks heeft met iemand?!!’), is dit het moment waarop ik leerlingen kan aanwijzen dat ze toch iets preciezer moeten lezen, interpreteren en formuleren wat ze denken. Een dichter schrijft niet zomaar wat op, dus jij mag er niet zomaar wat voor invullen. Je kunt best denken dat de verteller hier een prostituee bedoelt, maar er is geen aanwijzing voor: er vindt geen geldtransactie plaats.
Ellen Deckwitz schrijft in Olijven moet je leren lezen haar uitleg bij poëzie in hoofdstukjes als antwoorden op veelgestelde vragen. ‘Waarom werken metaforen en vergelijkingen?’ is zo’n hoofdstuk. Dat zou ik heel erg graag gebruiken, alleen staat er een andere uitleg dan die wij meestal geven in de Nederlandse les – ik zou het zelfs als een fout zien. Dat is jammer. Er staat namelijk dat een metafoor een vergelijking zonder als is, zoals in het eerdergenoemde Hooglied, waarin staat dat ‘je haar een kudde geiten is’. Maar dit zou pas een metafoor zijn als het object (je haar), dat wat vergeleken wordt met een beeld (een kudde geiten), niet meer direct genoemd wordt – dan noem je dus alleen nog de kudde geiten en moet de lezer raden dat het over een bos haar gaat.
In de regel ‘di bokitoos hebben geen props of respect’ wordt het object niet direct genoemd, dan moet je raden dat het over asociale gasten gaat – eerder in het gedicht kun je dat object wel vinden: ‘di tuigkoppen uit di tegenwoordige tijd’.
Welk hoofdstuk zou ik dan wel gebruiken? Nou, Deckwitz heeft een mooi voorbeeld en een mooie uitleg in hoofdstuk 3: ‘Waarom worden de regels halverwege afgebroken?’ Er zijn scholen waar ze het liever niet over seks hebben, dan moet je trouwens al zijn afgehaakt bij Nasr, maar als je daar geen probleem mee hebt, dan is dit een geweldige, simpele, duidelijke uitleg van het verschijnsel ‘enjambement’.
Maar wat ik de leukste hoofdstukken vind van Deckwitz, zijn 16: ‘Wat is het nut van poëzie?’ en 23: ‘Wat hebben we nou eigenlijk aan poëzie?’ Door de hele bundel zie je dit terugkomen: haar passie voor poëzie, omdat poëzie je troost, of aan het lachen maakt, of in je hoofd blijft hangen op gekke momenten, omdat je met poëzie op een andere manier dingen kunt verwoorden en zo ook op een andere manier naar de wereld kunt kijken. In deze twee hoofdstukjes zag ik dat het beste terug. Ik zou ze zo met mijn leerlingen lezen. Op school leren we leerlingen de begrippen om over poëzie te kunnen praten, zoals enjambement en metafoor, maar het gaat er uiteindelijk om dat je ontdekt wat poëzie is, wat het met je doet en wat jij ermee kunt doen, en dat is precies waar het in dit boek om gaat.
Ik denk toch dat kinderen eerst beter vormvaste gedichten kunnen lezen en natuurlijk vooral met humor..
Mag ik een paar dichters noemen: Driek van Wissen, Kees Stip, Patty Scholten, Ivo de Wijs, Levi Weemoedt,,,toevallig nog een geboren Vlaardinger.,,lijken mij om te beginnen toegankelijker,,Ellen Deckwitz en Nasr toch wel moeilijke poezie..
Hartelijke Groet Jacques
LikeLike