Een oude, witte meneer. Hij legt je uit hoe de wereld in elkaar zit. Hij vindt niet dat hij extra aandacht hoeft te besteden aan vrouwen of minderheden, het gaat immers om kwaliteit en om het echte nieuws en alleen als vrouwen en minderheden echt nieuws zijn, wil hij er iets over vertellen. En dat kan hij prima, het is verder ook niet nodig om vrouwen daar zelf het woord in te geven. Zo doe je dat:



De meneer vindt het wel grappig om een duidelijke titel te kiezen. Ook als die eigenlijk niet zo aardig of passend is. Dat begrijp ik de laatste tijd steeds minder, want ik dacht dat de krant een fatsoenlijke heer was.


Ik zeg wel eens iets terug tegen de meneer. Als ik een betoog naar de krant stuur, wordt wel goed doorgevraagd naar mijn bronnen. Lijkt me soms veel werk voor de krant en ik gebruik mijn bronnen echt wel goed. Gelukkig heeft de meneer veel minder werk aan wethouders en andere belangrijke meneren. Die kunnen gewoon wat roepen. Liefst in eigen belang.


Vandaag vond de meneer dat ik eens rustig aan moest doen. Het was de meneer die vijf zinnen over vrouwenfilms had geschreven.
Tja, die ouwe weet het soms niet meer. Het is ook even schrikken als mensen je tekst echt lezen in deze tijden van ontlezing. En wat moet je dan als die ene lezer een kritische vrouw is? Scary shit.
Maar weet je, het is mooi geweest. Ik hoef mijn meneer niet meer, die ouwe mansplainer. Ik heb m’n krantje opgezegd. Een beetje jammer voor mijn leerlingen, die ik altijd trakteerde op lange lappen tekst uit NRC. Zo was er toch nog iemand die ze las. Maar niet getreurd, meneer: ze lezen je krant heus nog wel een keer. Eén keer. Op hun eindexamen.