Hertellingen van Couperus

Je leest het goed – of niet: dit stuk gaat over hertellingen van Couperus, dat wil zeggen: door Couperus, niet over hertellingen van het werk van Couperus. De schrijver liet zich graag inspireren door de klassieke oudheid, maar ook door middeleeuwse verhalen.

Toen ik werkte aan de hertaling van Couperus, werd me wel gevraagd: ‘Wat zou de schrijver er zelf van zeggen?’ Het eerste antwoord is: hij zou het verschrikkelijk vinden, want hij vond het al erg als ‘de’ salon werd vervangen door ‘het’ salon. ‘Misschien vindt ge dit overdreven, maar zoo zijn nu soms de zielen van ons, arme romanciers. Ik kan het boek niet meer zien.’

Maar, voeg ik dan toe, Couperus had er zelf ook een handje van, verhalen opnieuw vertellen. Het werk Satyrikon van Petronius bewerkte hij tot ‘Van vagebonden en schelmen’. Ook de Metamorfosen van Apuleius dienden Couperus tot inspiratie. En toen ik – in 2002/2003 – bij Wim van Anrooij een werkcollege over Couperus en de middeleeuwen volgde, verdiepte ik me in zijn bewerking van een middeleeuws verhaal: ‘Van den burggraaf’ van Louis Couperus (in zijn bundel Proza) is een, laten we zeggen, zeer vrije hertelling van een tragisch verhaal uit de Chroniques van Jehan Froissart (1330-1404) waarin een vader ‘per ongeluk’ zijn zoon doodt.

Hieronder mijn verslag (onderdeel van een grotere studieopdracht), maar als je het leuk vindt: lees zelf Couperus’ versie hier en – ik heb even moeten zoeken, maar tegenwoordig staat álles online – hier vind je de Engelse vertaling van het verhaal van Froissart. Begin bij regel 11 van bovenaf geteld, ‘The last present’ en klik linksboven op Next om verder te lezen na elke pagina tot op ‘folio 222 v’ in de rechterkolom een nieuw hoofdstuk begint. (Dit is niet de versie die ik in 2003 gebruikte, dus citaten kunnen afwijken.)

Van het burggraafje

‘De eenzamen’ en ‘De prins’ zijn verhalen die in Couperus’ tijd spelen, waarin het verleden een rol heeft. ‘Van het burggraafje’ is gesitueerd in de Middeleeuwen. Daarmee is Couperus’ fascinatie voor de Middeleeuwen op een directere manier te zien, en bovendien ook zijn interesse voor Middeleeuwse geschriften. ‘Van het burggraafje’ is namelijk een hervertelling van een verhaal uit de Chroniques van Jean Froissart.

In het verhaal maakt de lezer kennis met twee jonge hoofdrolspelers, Yvain en Gaston. Gaston is de echtelijke zoon van de graaf van Foix, Yvain de bastaardzoon. In het verhaal worden zij ook wel aangeduid als “het burggraafje en de bastaard”. Zij slapen in één bed, dragen elkaars kleren, maar hebben soms ook ruzie. Dat is juist het geval geweest, en Yvain klaagt bij zijn vader dat Gaston hem heeft geslagen, terwijl Gaston meer slaag verdient dan hij. Deze uitspraak legt hij niet verder uit. Bij het eten snijdt Gaston het vlees. De graaf spreekt zijn zoon aan over de vechtpartij, en grijpt dan ineens naar zijn zoon. Hij haalt een zakje met poeder onder Gastons kleding vandaan. Het poeder geeft hij de hond, die onmiddellijk sterft. Gaston probeert zich nog te verdedigen: hij kreeg het poeder van zijn oom, en het zou zijn gescheiden ouders weer bij elkaar brengen. Maar zijn vader laat hem naar de gevangenis brengen. Daar eet en drinkt hij niet; zijn broer Yvain merkt dit en waarschuwt zijn vader. Zijn vader komt bij hem langs en bedreigt hem. De volgende dag wordt Gaston dood gevonden.

Onder het verhaal vermeldt Couperus de herkomst: “Chroniques de Jehan Froissart.” Froissart (ca. 1330-1404) was van beroep predikant, maar hield zich toch het liefst bezig met literatuur. Zijn werken bevatten verhalen, poëzie en geschiedschrijving; van zijn geestelijke roeping is hierin weinig terug te vinden. Zijn Chroniques schreef hij voor de hoogste lagen van de bevolking, en hij genoot dan ook bescherming van diverse edelen. Hij verhaalt er de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis, maar laat ook zien hoe het ridderleven in Frankrijk was. Vanwege de uitgebreide geschiedschrijving die ook belangrijk was voor de geschiedenis van andere landen, verscheen er in 1525 een Engelse vertaling van Lord Berner. Later verscheen er ook een Vlaamse vertaling van Froissart, maar dit was slechts een deelvertaling van de Chroniques. Er is geen complete Nederlandse vertaling van de Chroniques. Het is het meest waarschijnlijk dat Couperus de werken van Froissart in het Frans gelezen heeft. In de 19e eeuw zijn er zeker twee Franse edities van het volledige werk verschenen.

Om het verhaal van Couperus te vergelijken met de oorspronkelijke tekst van Froissart heb ik gebruik gemaakt van de Franse editie van 1931, en een Engelse uitgave uit 1963 van de vertaling van Lord Berner. De Franse editie geeft de oorspronkelijke tekst van de Chroniques weer; de Engelse uitgave bevat niet de hele vertaling van Lord Berner (uit 1525), maar wel het verhaal van Gaston. Ik heb de Engelse vertaling geraadpleegd omdat ik mijn kennis van de Franse taal niet voldoende achtte om de Franse tekst met Couperus’ verhaal te vergelijken. In een vergelijking tussen de Franse en Engelse tekst heb ik wel vastgesteld dat Lord Berner de tekst – op drie zinnen na – helemaal vertaald heeft, heel precies vertaald heeft, en alleen een verschil heeft gemaakt in de zinsindeling en de alinea-indeling; maar dit kan ook een bewerking van de redacteuren van deze uitgave zijn.

Omdat de nummering en hoofdstukindeling van de werken van Froissart bij elke uitgave weer anders zijn, wil ik hier ook even precies aangeven waar de verhalen te vinden zijn. Voor de Franse uitgave van de Chroniques de J. Froissart heb ik het twaalfde deel gebruikt (“tome douzième, 1356-1388”), binnen dit deel staat het verhaal in het derde boek (“livre troisième”), in paragraaf 21, p. 81-89. De Engelse uitgave (The chronicles of Jean Froissart in Lord Berners’ translation, selected, edited and introduced by Gillian and William Anderson), vertelt het verhaal in Volume 2, Chapter 26, p. 183-187. Het Franse verhaal begint met de zin: “Le derrain don que le roy de Navarre li donna, ce fut la mort de l’enfant. Je vous diray comment en pourquoy.” Het Engelse verhaal begint niet, zoals het Franse verhaal, als een nieuwe paragraaf, maar halverwege pagina 183 kunnen we deze beginzin (en daarna de rest van het verhaal) terugvinden: “Also the last gift the king gave him was his death. I shall show you how.”

In deze tabel heb ik de inhoudelijke verschillen tussen de twee verhalen weergegeven:

FroissartCouperus
Chronologische volgorde:
– bezoek van Gaston aan oom
– ruzie met Yvain (Jeulbain)
– vader ontdekt het poeder
– Gaston naar gevangenis
Dramatische volgorde:
– ruzie met Yvain
– vader ontdekt het poeder
– Gaston vertelt van bezoek aan oom
– Gaston naar gevangenis
Yvain ontdekt het zakje poeder onder de kleding bij Gaston, omdat zij dikwijls elkaars kleding dragen; Yvain vertelt dit na de ruzie aan zijn vader.Yvain weet het wel, maar vertelt het niet aan zijn vader.
Gaston wordt bijna gedood, dan direct naar de gevangenis gestuurd; hij krijgt geen kans om zich te verdedigen,Gaston krijgt hier wel de kans zijn vader uit te leggen hoe hij aan het poeder komt; dit had Couperus dan ook nog niet verteld.
De Graaf van Foix laat vijftien dienaren van zijn zoon terechtstellen.De Graaf van Foix laat vijf dienaren martelen en terechtstellen.
De Graaf raadpleegt nobelen en prelaten om te overleggen wat hij moet doen.De Graaf komt niet uit zijn gepeins en laat zich dan maar vermaken door jongleurs en trouvères.
Een dienaar zet eten neer voor Gaston: na tien dagen ziet hij dat hij het niet eet, en waarschuwt hij de Graaf.Yvain bezoekt zijn broer in de gevangenis: hij waarschuwt zijn vader dat hij niet eet.
De Graaf bezoekt zijn zoon; hij heeft een mes in zijn hand waarvan het puntje van het mes net uit zijn vuist steekt. Daarmee raakt hij een ader in de nek van Gaston. Verzwakt van de honger sterft hij direct.De Graaf bezoekt zijn zoon; hij heeft een mes in zijn hand waarvan het puntje van het mes net uit zijn vuist steekt. De Graaf dreigt met zijn vuist: maar raakt hij hem? Dat wordt niet gezegd. De volgende dag wordt Gaston dood gevonden.
Eerder in het verhaal werd verteld hoe de paus een legaat zond om de situatie af te wijzen. Maar de kardinaal die hij stuurde kwam te laat.Couperus vertelt dit aan het eind van het verhaal: “Maar de Legaat kwam te laat: in Béziers vernam hij, dat hij niet verder behoefde te gaan…”

Over al deze verschillen valt het volgende op te merken:

  • Couperus maakt het verhaal spannender, dramatischer. Dat doet hij door de volgorde van het verhaal te veranderen: Couperus begint bij de maaltijd, vertelt over de ruzie en laat de graaf dan het poeder ontdekken. Pas daarna, in de verdediging van Gaston, laat hij de lezer weten waarom Gaston het poeder bij zich draagt. Ook de verplaatsing van het dramatisch aspect van de kardinaal die te laat kwam, geeft het verhaal een bijzonder dramatisch einde;
  • Couperus laat nog wat te raden over: hoe weet de Graaf van het zakje poeder, heeft Yvain het hem verteld of niet? Couperus vertelt namelijk wel dat Yvain het weet (door het uitwisselen van de kleren), maar in het klagen over de ruzie verraadt Yvain zijn broer niet. Op dezelfde manier laat Couperus ook in het midden of de Graaf zijn zoon nu wel of niet geraakt heeft met dat mes. Hij vertelt dat de Graaf het mes bij zich draagt, maar niet dat hij hem daarmee raakt.
  • Couperus maakt het verhaal iets menselijker: Gaston krijgt de kans zich te verdedigen, de Graaf laat ‘slechts’ vijf dienaren doden en Yvain kan nog in de gevangenis bij zijn broer op bezoek komen.
  • Een aparte wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke verhaal is het vermaak van de jongleurs en trouvères: “En als de graaf niet uit zijn zorgvolle gepeins wist te komen, riep hij de jongleurs en trouvère’s om zich rond, die hij altijd velen aan zijn hof hield want hij minde hunne verhalen en zangen.”[1] In dezelfde passage geeft Couperus bovendien nog een beschrijving van het karakter van de Graaf, van zijn manier van leven. Dit kan bedoeld zijn om de Graaf een wat milder karakter te geven, zoals bij het vorige punt, wat menselijker te maken. Maar het lijkt mij dat Couperus deze passage ook heeft gebruikt om nog wat meer te vertellen over de mens in de Middeleeuwen.

Naast al deze inhoudelijke verschillen en structuurwijzigingen gaat Couperus ook stilistisch anders te werk. Hij beschrijft meer sfeerelementen (de zaal waar de maaltijd wordt opgediend bijvoorbeeld), laat de lezer zien hoe de Middeleeuwen er volgens hem uitzien, en gebruikt middeleeuwse woorden als serianten, drossaet, venizoen. Het beeld van de Middeleeuwen in dit verhaal wordt in enkele passages in het bijzonder beschreven. In de sfeerbeschrijving van het kasteel:

Er was dat waas en die doffe tint, die zich weven kan en verwemelen in een Middeneeuwsche Gothische burchtzaal, wanneer de personagiën der wandtapijten vreemd leven gaan en het licht der altijd flakkerende maar regelmatig neêr gezette flambouwen. Dan valt de schaduwdiepe bruineering van omhoog, van de balken der zoldering en omrond verdiept zij in de hoeken der zaal en het gelige blank der smalle amelakens, waarop, aan de lange tafels, ridders en knapen wachten voor tinnen borden en kroezen, die tintelen van schamplichten, glanst op en verschiet naar achteren toe…[2]

En in de beschrijving van het leven van de Graaf van Foix:

Hij hield van de liefde, van den wijn en den oorlog, maar hij bad ook iedere dag zijn orisone, Pater Noster en Credo. Behalve van de schoone jeesten der trouvères hield hij van de jacht en van zijn honden en paarden en hij had in een boek, dat hij Foebus’ Spiegel genoemd had, geschreven hoe te jagen beren, en alle wilde beesten en roofvogelen.[3]

Couperus heeft aandacht voor omgeving en details, ze worden uitgebreid beschreven. Een mooi verschil is te vinden in de beschrijving van de stervende hond. Froissart zegt hierover: “Lorsque le chien ot mengié le premier morsel, il tourna les piez dessus et morut.”[4] (“…as soon as the dog had eaten the first morsel he turned his eyes in his head and died incontinent.”[5]) Couperus laat de hond niet zo gemakkelijk sterven:

Toen hield hij het vleesch den windhond voor. Die smakte het gulzig naar binnen en vroeg om meer met gretigen blik. Maar dadelijk daarop kromp het dier in een van pijn, kreunde pijnlijk ziek, rolde de oogen, liet rochelend hangen de tong, en viel toen ter zijde, wentelde over den rug, stak de pooten op en lag dood.[6]

Dit verhaal is een goed voorbeeld van Couperus’ interesse voor de Middeleeuwen: het laat zien hoe Couperus de Middeleeuwen ziet en het laat zien dat hij bekend is met en geïnspireerd door het werk van Froissart. Misschien wel zo geïnspireerd, dat hij aanvankelijk meer verhalen van deze soort wilde schrijven.

Deze suggestie is op te maken uit de titel die boven het handschrift van dit verhaal te vinden is. Het handschrift ‘Van het burggraafje’ is te vinden in het Letterkundig Museum in Den Haag, signatuur C 00383 H 1. Boven het verhaal staat als een soort verzameltitel: ‘Mediaevaliteiten I’. Deze aanduiding staat ook boven de publicatie van het verhaal in Het Vaderland.  Couperus had de gewoonte zijn verhalen altijd met Romeinse cijfers te nummeren. Dit zou dus het eerste verhaal in een reeks kunnen zijn. De term Mediaevaliteiten doet direct denken aan de verzameling Antiquiteiten van Couperus. Het lijkt mij heel goed mogelijk dat Couperus met dit verhaal een reeks middeleeuwse verhalen heeft willen schrijven, vergelijkbaar met zijn reeks klassieke verhalen in Antiquiteiten. Dit gegeven laat opnieuw de fascinatie van Couperus voor de Middeleeuwen zien. Zijn fascinatie heeft -om welke redenen ook- niet de vorm gekregen die zijn fascinatie voor de Klassieke Oudheid kreeg, maar is wel degelijk aantoonbaar aanwezig geweest.


[1] Couperus: Proza, p. 281.

[2] Couperus: Proza, p. 276.

[3] Ibidem, p. 281.

[4] Froissart: Chroniques, p. 84.

[5] Froissart: Chronicles, p. 184.

[6] Couperus: Proza, p. 279.

Couperus: Proza

Couperus, Louis: Proza, Eerste bundel. Amsterdam, 1995. (Volledige Werken Louis Couperus 46).

Froissart: Chronicles

Froissart, Jean: The chronicles of Jean Froissart, In Lord Berners’ translation. Selected, edited and introduced by Gillian and William Anderson. London, 1963.

Froissart: Chroniques

Froissart, Jean: Chroniques de J. Froissart. Dl. 12 (Parijs, 1931).


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.