Schrijven is met Lego spelen. Ik bouw een huis, ik zoek de poppetjes uit. Je kunt ze een andere broek en trui aantrekken, zelfs een andere kop en handen, ik zet ze bij elkaar in een kamer en kijk wat ze gaan doen.
Nu heb ik eigenlijk maar een beperkte set poppetjes, het was een package-deal. Er zit iemand bij die heel erg op mijn vader lijkt, een ander is net mijn broer en verzin er zo nog wat bij. Dat is namelijk ook precies wat ik doe, verzinnen. Mensen zullen zich erin herkennen, maar ze hebben alleen dezelfde broek, dezelfde opplakbaard en het verhaal dat ik speel, hebben zij nooit zo gespeeld.
In The World According to Garp heet het de ‘phone book trance’. Schrijver Garp zoekt naar geschikte namen en karakters in het telefoonboek. Als zijn zoon dan uit school thuis komt, weet hij het als z’n vader weer zo’n dag heeft gehad, want dan leeft hij in zijn ‘phone book trance’: He assumed his father was in his phone book trance, living the life of his fictional people.
Als hij weer eens een verhaal voor zijn zoon uit z’n duim heeft gezogen, wacht hij tot z’n vrouw in bed zal vragen naar de verhouding tussen feit en fictie:
He would wait for her to ask: Which of it? Which of it is true, which of it is made up? Then he would say to her that it didn’t matter; she should just tell him what she didn’t believe. Then he would change that part. Every part she believed was true; every part she didn’t believe needed work. If she believed the whole thing, then the whole thing was true. He was very ruthless as a storyteller, Helen knew. If the truth suited the story, he would reveal it without embarrassment; but if any truth was unsuccessful in a story, he would think nothing of changing it.
Mijn moeder zegt dat ze alles prima vindt. ‘Jij schrijft het verhaal, jij bepaalt hoe het gaat. En als we het niet leuk vinden, onterven we je gewoon.’ Dat was een opluchting. Ik ga me nergens schuldig over voelen. Om maar een voorbeeld te geven: ik hou van het verhaal hoe mijn ouders elkaar ontmoet hebben, ook al kan ik niet anders dan het op papier kneuterig neerzetten. Ik maak er mijn verhaal van, het is niet hoe het echt was. Iedereen onthoudt zijn eigen fragmenten van een heel leven te midden van anderen. Daar stukjes uithalen en in een verhaal zwart op wit zetten, is het terugbrengen van een leven tot een stripverhaal. Ik maak de keuzes: dit beschrijf ik wel en dit niet. Die persoon komt in het verhaal niet voor en die krijgt een hoofdrol. Zo beschrijf ik het, en niet zo. Dit is niet hoe het gebeurd is, maar dit is wat ik wil vertellen.
(Terwijl ik dit opschrijf, denk ik: oh ja? Klopt dat wel? Zie je, ik ben al ’s een baan kwijtgeraakt met een iets te directe verwijzing naar de werkelijkheid. Niemand heeft zin in gedoe zoals bij Lelystad van Joris van Casteren of Een keukenmeidenroman van Kathryn Stockett. Hoewel, het is uiteraard goed voor de boekverkoop. Ik heb hier geen stoer antwoord op. Dus ik pak soms het telefoonboek (of eigenlijk Wikipedia) voor een naam, een hobby, een eigenschap die meer bij het verhaal past en minder bij de werkelijkheid. Living the life of the fictional people.)
Michelle van Dijk, 1 maart 2011