Beste Christiaan,
We hebben ooit met elkaar gemaild en ik ben wat jonger, maar ook van de alles fun-generatie, dus ik ga je gewoon even jij-en en jou-en en commentaar geven op je werk – moet kunnen. Ik las vandaag een interview met je in de Volkskrant.
In het interview zeg je: ‘Kunst is per definitie een elitair gebeuren, misschien moet dat ook maar eens gezegd worden. Wij zijn tegenwoordig gewend om achterover te leunen en te consumeren. Ik werk al hard genoeg, als ik thuiskom wil ik in een schuimbad liggen met Fifty Shades of Grey – dat idee. Kunst waar je geen inspanning voor moet leveren, heeft geen waarde.’
Dus: wat is elitair? Ben jij elitair? Is je werk elitair? Elitair (en waardevol!) is die kunst die je aan het denken zet, begrijp ik van jou. Niet ter ontspanning, maar ter inspanning.
Echt? Hoeveel moeite doe jij voor kunst? Hoe moeilijk zijn je boeken? Ik vind je werk best ontspannend, om eerlijk te zijn. Typisch iets wat je in een schuimbad leest na een dag hard werken. Een sudoku kost me meer moeite.
In het interview wordt een voorbeeld genoemd uit je roman Euforie: daarin staat een passage onvertaald Latijn, Ovidius. Daedalus en Icarus. Een klassieker, stof voor klas 4 gymnasium. Doe ik niet moeilijk over. Verwijzingen naar cultuur, geschiedenis, klassieke oudheid: dat is toch niet elitair, dat is toch niet vragen om inspanning, dat is name dropping, of positiever geformuleerd intertekstualiteit, belangrijk in de literatuur, maar niet inspannend voor wie veel literatuur leest. We kunnen ook gewoon naar National Geographic Channel kijken – en ik neem aan dat je dat niet elitair vindt.
‘En als het te erg afschrikt, en de lezer Fifty Shades of Grey er weer bij pakt, dan vind ik dat geloof ik niet eens erg. Dan heeft zo’n stuk Latijn een functie: ziezo, nu zijn we eindelijk met geïnteresseerde lezers onder elkaar,’ zeg je dan.
Als Mulisch nog geleefd had, had hij je opgebeld en je gefeliciteerd met die geweldige imitatie van zijn persoon. ‘Ziezo jongen, jij kent mijn boek De procedure wel.’ Want daar lezen we in het tweede hoofdstuk: Ziezo, de opzet is gelukt. Wij zijn onder elkaar. De onreine meelezers zijn hals over kop gevlucht voor al die spookachtige letters.
Ach, de hobby van de intertekstualiteit. Ik vind het zelf ook mooi, hoor. De procedure met al die verwijzingen naar Kafka en hé, hoe toevallig, ook Ovidius zien we daar weer terug. Je hebt de thema’s van Mulisch, je verwijst ernaar in je boeken, van mij mag het wel een keer ophouden, maar goed, ik gun je dat lolletje.
Het punt is: dát is dus elitair. Je zegt dat kunst inspanning vereist, maar je maakt kunst voor de mensen die nu juist geen enkele moeite hoeven te doen om jouw werk te begrijpen. Zij komen bij jou voor het ‘onder elkaar’-gevoel van de ontwikkelde lezer. Om die reden lezen andere mensen Fifty Shades of Grey, om het ‘onder elkaar’-gevoel van een verhaal meebeleven, spanning en sensatie. Een voetballer kiest ook meestal een voetbalclub waar hij fijn op z’n eigen niveau en bij z’n eigen vrienden kan spelen. Maar het is iets anders als clubs, zoals bij golf, niet voor iedereen zijn opengesteld.
De elitaire lezer is de bevoorrechte kunstgenieter. Dankzij een rijke culturele opvoeding kan hij/zij zonder enige moeite toegang krijgen tot deze wereld. Jij veracht de mensen die die toegang niet hebben, je veracht wat zij mooi vinden. Je doet alsof dit een kwestie van smaak is, terwijl het een kwestie van toegang is, van voorrechten die niet gelijkelijk verdeeld zijn in de wereld.
Ik geloof ook wel dat kunst inspanning kost. Maar dan denk ik aan vernieuwende, vervreemdende kunst, niet aan Mulischiaanse romans voor de gymnasiasten van Nederland. Kom op. Verbaas je lezers. Bezorg ons meer inspanning. Volgens jouw poëtica wordt jouw kunst daarmee pas waardevol.
Quote uit het interview: ‘Als je het volk zijn gang laat gaan – en dat doen we – krijg je lelijkheid.’
Dus omdat hij het niet mooi vindt, is het niet mooi?
En vind je niet dat er een zekere denigrerende houding spreekt uit zijn uitspraken over de lezer die zich na een lange werkdag in bad laat zakken met Fify Shades of Grey, over mensen die hun auto pimpen (‘verschrikkelijk’)?
De vraag is niet of de elitaire lezer, of welke lezer dan ook, in het algemeen moeite moet doen. Het gaat immers over het werk van Weijts en zijn uitspraken daarover. De vraag is of elitair in dit verband juist gebruikt is. Als je redenering is: kunst = elitair, want het vereist inspanning, dan mag er wel een goed voorbeeld volgen.
De verslaggever vraagt: ‘Als ik als niet-gymnasiast zo’n passage zie, wat wil jij als schrijver dan dat ik doe?’ De schrijver geeft twee antwoorden. A. Je zoekt het op met Google. Of B. Je haakt af, en dat vind ik eigenlijk niet erg, dan zijn we ‘eindelijk met geïnteresseerde lezers onder elkaar’. De geïnteresseerde lezer is dus ofwel de lezer die de moeite neemt een vertaling op te zoeken – die verricht inderdaad echt een inspanning en ontdekt iets nieuws – of de gymnasiast die die inspanning niet hoeft te doen. Want die verwijzing herken je direct.
Het zou mooi zijn als Weijts dan een voorbeeld had gegeven van recente literatuur waar hij echt moeite voor moest doen. Iets wat hem inspanning kostte, iets wat juist niet paste in de context, die van de westerse literaire geschiedenis.
Ik zeg niet dat kunst nooit elitair is/mag zijn, maar Weijts presenteert het elitaire karakter als een voorwaarde voor waardevolle kunst. Dat lijkt me een te beperkte opvatting van kunst.
LikeLike
Hoezo hoeven elitaire lezers ‘geen moeite’ te doen om elitaire kunst te begrijpen en waarderen? Komt volgens mij uit je duim.
Hoezo ‘veracht’ Weijts niet-elitaire lezers? Veracht jij mensen die niet geïnteresseerd zijn in wat *jij* schrijft? Komt ook al uit je duim dus.
Kom op. Verbaas je lezers. Vanaf heden geen stromannen meer. Gewoon ingaan op wat anderen *werkelijk* zeiden.
LikeLike