CLUBLIEFDE – een onorthodoxe aanpak voor onderwijs in Rotterdam

Vorige week presenteerde wethouder Said Kasmi (D66) het Rotterdams onderwijsbeleid voor de komende jaren. In een optimistische en drukbezochte bijeenkomst nodigde hij iedereen uit om ook onorthodoxe suggesties voor te stellen voor beter onderwijs voor iedereen in Rotterdam.

Het is de vraag wat ‘onorthodox’ inhoudt – niet recht in de leer, niet volgens het boekje? Is het onorthodox om als grote stad doelen en maatregelen te bedenken die eigenlijk bij landelijk beleid horen? Vast. Gaat het ook iets opleveren? Hmm. Zes van de zeven thema’s waarop Rotterdam nu inzet, zijn landelijke thema’s, ze worden gekeurd door de inspectie, worden in Kamerdebatten bevochten… Alleen een ‘Rotterdamse werkwijze democratisch burgerschap’ kan Rotterdams genoemd worden dankzij het bijvoeglijk naamwoord, maar als we eerlijk zijn: burgerschap is al lang een landelijk thema. En ik krijg er jeuk van, maar daarover later meer.

(Oké, maar dat was nog maar de inleiding – lees het plan voor de komende jaren anders ook mee op de website voor Rotterdams onderwijs.)

Het belangrijkste doel van het plan is dat je achtergrond geen impact meer zou moeten hebben op je onderwijssucces: kansengelijkheid. Niet voor niets is de titel ‘Gelijke kansen voor elk talent’. De gemeente zet daarom in op betere overgangen: van voorschool naar vroegschool, van basisschool naar middelbare, en dan naar mbo/hbo/uni.

Ik zou zeggen dat de aansluiting van school naar school niet het probleem is: het belangrijkste is (1) dat op alle niveaus het allerbeste onderwijs geboden moet worden, (2) dat de sociale omgeving sterk en stabiel is en (3) dat we kinderen niet te vroeg op (onjuiste) niveaus indelen. Ik noem dit even alsof het weinig bijzonders is, maar laat ik er toch even een paar zeer orthodoxe punten van maken, ik geloof dat we juist wat strenger in de leer zouden moeten worden…!

  1. Als we willen dat achtergrond niet meer uitmaakt, dan hebben we het beste onderwijs nodig. Zeker als je vindt dat kinderen al vanaf 2 jaar naar school moeten gaan, moet je de beste pedagogen en leraren hebben. (Ik sta straks nog wel even stil bij het lerarentekort, maar je kunt al raden dat dit een probleem is.)
  2. Je kunt (hele jonge) kinderen nog meer uren laten rekenen en schrijven, ik zou twee andere gedachten leidend laten zijn. Ten eerste: educate a parent, educate a child. Bied alle ouders vanuit consultatiebureaus én werkgevers én scholen gratis cursussen aan – we moeten écht meer doen tegen laaggeletterdheid, maar denk ook aan andere zaken als wegwijs zijn in financiën, digitaal handig zijn, weten welke school je kiest voor je kind, etc. Noem het trouwens geen cursus, maar ga de wijken in. Dat is het tweede punt: gebruik de kracht van (analoge!) sociale netwerken, zorg voor continuïteit in het opbouwwerk, versterk cultureel bewustzijn. Dít is nou een punt waar je op gemeentelijk niveau echt iets kunt winnen.
  3. Uitstel van het keuzemoment voor voortgezet onderwijs, oftewel uitstel van de selectie vmbo/havo/vwo, zal zeker een positief effect hebben op de kansengelijkheid. Veel laatbloeiers komen zo tot hun recht. Zie ook mijn pamflet. Is overigens wél erg onorthodox en een stad mag niet afwijken van het landelijk beleid, dus dit is nog een aardige uitdaging.

Als ik even verder denk voor het voortgezet onderwijs, dan zou ik daar graag een volledig gratis alternatief voor schaduwonderwijs zien, dus juist in de leeftijdscategorie 12-18. Een soort weekendschool/Petje Af/Brede School Akademie, een gratis programma dat doorloopt tot het eindexamen.

Trouwens, geen enkel thema in het plan is zo ver en zo concreet uitgewerkt als het thema ‘Van onderwijs naar arbeidsmarkt’. Dat geeft te denken. Ik vraag me af of sturing door de arbeidsmarkt/werkgevers(organisaties) echt in lijn is met ‘gelijke kansen voor elk talent’.

Verder ben ik weinig enthousiast over het ‘herontwerp Vo op Zuid‘, omdat een plan voor een halve stad geen goed plan kan zijn. Of anders gezegd: er is één plan of geen plan. Het programma van de Children’s Zone klinkt trouwens wel heel goed, maar ik vraag me af wat er van overblijft als scholen toch in de eerste plaats op schooladviezen en referentieniveaus gemonitord worden. (En noem het alsjeblieft geen Children’s Zone, dit klinkt als een sekte.) 

Even naar de jeuk van burgerschap. In het Rotterdams plan staat: De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2017 geconstateerd dat scholen burgerschapsonderwijs over het algemeen belangrijk vinden en daar invulling aan geven. Mooi, tof, klaar. Ze voldoen daarmee formeel aan hun wettelijke opdracht. Ook nog! Er is tegelijkertijd handelingsverlegenheid en ongemak, niet alleen bij leraren maar ook bij management, bestuurders en gemeente. Eh? Kun je dat nader toelichten of met cijfers onderbouwen? Wat en waar en bij wie is er precies een probleem, voordat we weer een clusterbommetje aan oplossingen op een berg gebakken lucht gooien? Wat is er in Rotterdam anders dan in de andere steden en in welke opzichten gaan we dat dus ook anders oplossen? Geen voetnoot, dus ik weet het niet. Maar als je mij en mijn collega’s oplegt om iets te doen met de pijler ‘Ontmoeten’, met als uitleg: ‘ontmoeting’ is een belangrijk ingrediënt – jeuk! – dan ga ik lesgeven in Amsterdam.

Ja, zo kom ik toch bij het lerarentekort. Een landelijk probleem waar men in Rotterdam aardig last van heeft. Ik zou toch eerst wel willen weten of de eerdere ideeën iets hebben opgeleverd: ik zie dat de Lerarenbeurs wordt gecontinueerd, maar hoe vaak is die nu uitgekeerd? En zouden die mensen anders nu buiten Rotterdam werken? (Ik heb De Beurs ontvangen. Ik moest er 1,5 jaar op wachten en netto bleef er een bedrag over waar een basisschoolleraar voor zou gaan staken. Ik weet het, gegeven paard niet in de bek…, ook al had je nooit om het paard gevraagd… want ik was al leraar in Rotterdam… en ik kan geen mensen bedenken die een andere baan zouden opgeven voor deze eenmalige bonus.)

Ik zal mijn meest optimistische blik geven, het gevoel dat wel in de lucht hing bij de presentatie van het plan, maar waar op papier weinig van terug te vinden is. Als je leraar bent in Rotterdam, mag je trots zijn op je werk en dat kun je elke dag ervaren. Leraar zijn is de mooiste baan van de wereld, schrijft Aleid Truijens dit weekend ook in de Volkskrant: Ja, het is een zware, veeleisende baan, maar als je er goed in bent is het zinvol en bevredigend werk. Daar lees ik weinig over. Over hoe leuk en vervullend het is om bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen, ze hun talenten te laten ontdekken en de wereld te ontsluiten. Een basis te leggen voor een heel leven. Dat is onderwijs. Ze heeft gelijk. Je zult als leraar in Rotterdam nooit een dag thuiskomen en denken: ‘Mijn werk is totaal zinloos/nutteloos, ze hebben mij niet nodig.’ Elke dag, echt waar, elke dag kun je zeggen dat je iemand verder hebt geholpen in het leven.

Maar weet je wat volgens mij zou werken? Ik wil meer clubgevoel. Geloof me, wij weten in Rotterdam wel wat clubgevoel is. Clubliefde! En dit is geen Feyenoord-Ajax (hihi), want Amsterdam heeft de leraren ook hard nodig, maar iedereen weet zo wat ik bedoel: een clubgevoel werkt namelijk ook nog steeds als het eigenlijk shit gaat met de club. We blijven het proberen.

Ik hou van de meetups die hier al jarenlang topprogramma’s bieden aan een divers publiek. Als je hier bij zo’n bijeenkomst komt, dan zie je weer de bekende gezichten. Je haalt er inspiratie en gezelligheid. Net als bij cultuurevenementen: de Parade, IFFR, World Press Photo. Natuurlijk wil ik daar nog meer eigen collega’s zien en nog meer nieuwe collega’s. Ik wil meer meetups met leerlingen, meer activiteiten in de stad. Ik wil dat het uitstraalt naar de hele stad. Ik wil dat mensen in de metro iets zien of horen en dan denken: ‘Dat wil ik ook!’

‘They’re not rocket scientists. Yet.’ Campagne voor leraren in New York City.
‘Develop our city’s most precious resource.’ Campagne voor leraren in New York City.

Ik wil dat er elke dag goed onderwijsnieuws uit Rotterdam in het nieuws komt, op die suffe tv’s en led-schermen overal in de stad, ja, ook bij het station. Ik wil in mijn Linkedin-contacten de Rotterdamse talentscouts hebben en in mijn timeline zien in plaats van al die commerciële recruiters. Ja, dat kost een pr- en hr-medewerker of twee en wat centen, maar het kan werken als een tierelier. Ik wil clubvoordeel – in plaats van de Rotterdampas of een CJP gewoon één lerarenpas, gratis naar musea en Blijdorp, een gratis cocktail op vrijdag, een gratis krant op zaterdag, alle bedrijven willen toch aan deze pas meedoen?! Ik wil dat ik nooit meer voor een cursus naar Driebergen of Amersfoort moet reizen want er zijn altijd genoeg deelnemers in Rotterdam, toch? En zo verder.

Denk niet dat ik vergeten ben dat leraren nog steeds een probleem hebben met werkdruk en salaris: nogmaals, dat is een landelijk probleem dat een landelijke oplossing nodig heeft. Dit zijn de keuzes die een gemeente wel kan maken. En ik denk dat het kan. Het is geen onmogelijke missie.

6-2 mensen, niets is onmogelijk.

Clubliefde.


Een reactie op “CLUBLIEFDE – een onorthodoxe aanpak voor onderwijs in Rotterdam

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.