Wat we wél kunnen doen aan de onderwijsachterstanden door corona

door Debbie Dussel en Michelle van Dijk

‘Er zijn geen achterstanden.’ De Rotterdamse scholenkoepel FOKOR voor primair en voortgezet onderwijs zegt het nogal stellig: na de coronaperiode is herstel van sociaal welbevinden het belangrijkst, extra onderwijstijd voor taal en rekenen is niet nodig. Niet nodig? Dat klinkt als struisvogelpolitiek. We kunnen niet wegkijken van de ongemakkelijke waarheid dat de kansenongelijkheid versterkt wordt in deze coronacrisis. Een doordacht plan met bewezen effectieve interventies kan verdere onderwijsachterstanden voorkomen.

Waar je wieg staat, waar je ouders geboren werden, welke school zij afrondden en hoeveel zij verdienden; dit alles lijkt in Nederland nog steeds te voorspellen hoe jouw onderwijscarrière gaat verlopen en of je als volwassene net een minimumloon of fors daarboven zult verdienen. Dit beeld werd recentelijk wederom bevestigd in de Staat van het Onderwijs 2020, het jaarlijkse overheidsrapport met onderwijsdata.

In het onderwijs hebben wij de verantwoordelijkheid om eerlijkere kansen te creëren, om de verschillen te beperken en om het beter te doen dan een samenleving waarin 1 op de 4 jongeren onvoldoende taalvaardig is, zoals bleek uit het internationale Pisa-onderzoek (vergelijkend onderzoek naar onder meer leesvaardigheid bij 15-jarigen). De kansenongelijkheid is geen nieuw probleem, maar het afstandsonderwijs benadeelt opnieuw dezelfde groep.

Onderwijswetenschapper John Hattie verzamelde gegevens over de vergelijkbare bijna-sluiting van scholen na de aardbeving in Christchurch (Nieuw-Zeeland). Het gemiddelde effect van het verlies van onderwijstijd leek minimaal. Onderwijskundige Pedro De Bruykere legt echter in zijn ResearchED-lezing uit dat uit datzelfde onderzoek bleek dat in gezinnen met lage sociaal-economische status de negatieve impact veel groter was. Stress in de thuissituatie kan daarbij een rol spelen, maar ook de mogelijkheden die ouders (denken te) hebben.

Socioloog Thijs Bol onderzocht die thuisomgeving tijdens de coronasluiting in Nederland. Van de leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft 6 procent geen eigen laptop; armoede is een beperkende factor. Op het vwo voelt 75 procent van de universitair geschoolde ouders zich goed in staat om te helpen, onder laag opgeleide ouders is het percentage slechts 30 procent. Deze verschillen zijn er ook in het basisonderwijs, zij het iets minder groot. Vwo-leerlingen krijgen meer online lessen en hun werk wordt vaker nagekeken dan bij vmbo-leerlingen.

Ieder huishouden wordt anders getroffen door de coronacrisis. Daarbij stond de kwaliteit al onder druk door het aanhoudende lerarentekort. Er zijn kinderen die al het gehele schooljaar onvoldoende onderwijs hebben gekregen. In het basisonderwijs ligt het percentage gediplomeerde leraren nu op 75 procent. Dat lerarentekort verdeelt zich ongelijk over de scholen, waarbij steeds dezelfde groepen leerlingen de dupe zijn. Kansenongelijkheid kunnen we niet oplossen met wat extra onderwijstijd, maar met een doordacht plan met effectieve interventies kunnen we leerwinst boeken voor de leerlingen die het het hardst nodig hebben.

Er is namelijk bekend wat wél werkt:

  1. Extra onderwijstijd is effectief, stelt het CPB in ‘Effectieve interventies bij leerachterstanden’, wanneer dit een goed doordachte vorm heeft: dubbele-dosis-lessen bijvoorbeeld, gerichte lessen, aansluitend bij de lespraktijk die er al is.
  2. Een zomerschool kan een flink leereffect hebben, blijkt uit een analyseonderzoek door de Britse Education Endowment Foundation. Het moet een leerprogramma zijn (met gerichte doelen, bij basisschoolleerlingen: veel aandacht voor lezen), met bekwame docenten, het liefst in kleine groepen; dan leveren een paar weken zomerschool een leerwinst van twee maanden op. Dus nee, niet alleen sport en spel zoals FOKOR voorstelt.
  3. Een effectieve leraar kan in zes maanden tijd bereiken wat een gemiddelde leraar in een jaar bereikt (Hanushek and Rivkin: American Economic Review). In Nederland is het lerarentekort het grootst op de scholen met meer leerlingen met een onderwijsachterstand, bijvoorbeeld vmbo-scholen. Het is een lastig gegeven wanneer overal te weinig leraren zijn, maar het is nú nodig om de goede leraren naar de scholen te trekken waar ze het hardst nodig zijn. Met geld, ja.

We weten dat in Nederland de kansengelijkheid beter kan dan die in de afgelopen jaren is geweest en dat wij in het onderwijs meer moeten doen voor kinderen die met minder privileges opgroeien. We weten dat een ‘zomerstop’ of welke vorm van bijna-stilstand vooral slecht is voor kinderen die opgroeien in gezinnen met een lagere sociaal-economische status en dat geldt dus ook voor deze sluiting wegens corona. Praten over kansenongelijkheid voldoet niet meer, nu is de tijd om te handelen en we weten wat wél werkt. Aan de slag dus!

Michelle van Dijk, lerares Nederlands op Lyceum Schravenlant Schiedam
Debbie Dussel, lerares groep 5 op basisschool De Bijlmerhorst, Amsterdam – lees deze tekst met toelichting uit de bronnen op haar blog.


2 reacties op ‘Wat we wél kunnen doen aan de onderwijsachterstanden door corona

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.